
BEDIENING
• Detectie van aanwezigheid wordt na 3 seconden geactiveerd (om vroegtijdige inwerkingstelling te voorkomen).
• Een voorspoeling van 2 seconden bij aankomst is mogellijk.
• Automatische spoeling na het vertrek van de gebruiker gedurende 3 tot 12 seconden (in te stellen).
• Hygiënische periodieke spoeling elke 24 uur na het laatste gebruik.
TECHNISCHE EIGENSCHAPPEN
Elektrische aansluiting :
De installatie moet conform zijn met de normen die van toepassing zijn in uw land (in Frankrijk: NF C15-100).
• Installeer onze transformator (te voorzien van zekering) ref 406000, conform met de norm EN 61558,
in een elektrische kast of op het bestaande elektrische paneel.
• Voorzie een onderbreker voor de transformator. (bvb. schakelaar, differentieelschakelaar, enz).
• Het bevestigen van de kabels wordt verzekerd door middel van een vaste plaatsing in buis of beugels.
• Sluit de transformator aan op de elektronische sturing a.d.h.v. een genormaliseerde kabel van 2x1 mm
2
.
Hydraulische aansluiting :
• Aangeraden druk van 1 tot 5 bar.
• Basisdebiet voor een klassiek urinoir: 0,15l/sec.
• Debiet van de TEMPOMATIC, bij 1 bar: 0,32l/sec - bij 2 bar: 0,45l/sec bij 3 bar: 0,50l/sec.
Bereken de diameter van de buizen in functie van het waarschijnlijke debiet en de dynamische druk.
• Sluit de TEMPOMATIC op de leidingen met een buis van minimum 12 mm (1/2”) (
fig. E
).
• Sluit de TEMPOMATIC aan de achteraansluiting van het urinoir met meegeleverd AANSLUITSTUK 758135.
INSTALLATIE
• Het is niet mogelijk om TEMPOMATIC kranen tegenover elkaar of tegenover een spiegel te installeren.
Dit om interferenties van de IR stralen tegen te gaan.
• Omgevingstemperatuur : minimum 7°C.
• De meegeleverde spoelpijp dient gebruikt te worden voor de modellen zonder deksel.
• Bij een urinoir met deksel dient de spoelpijp aangepast te worden, zodat het deksel niet voorbij de detectie komt.
VOORMONTAGESET :
Inbouw in een gewone muur
(
fig. B
)
Maak de inbouwopening in de muur alsook de gleuven voor de leidingen. Houd rekening met de inbouwdieptes
en het afgewerkte muuroppervlak (bekleding) t.o.v. de referentiekant van de inbouwkast. (cf. zijaanzicht).
Inbouw in een gipsplaten muur
(
fig. C
)
• Bevestig de inbouwkast op 2 steunlatten tussen 2 verticale latten op een afstand van 180 mm.
De referentiekant van de inbouwkast moet vlak of dieper liggen t.o.v. de verticale latten.
• Zorg dat het geheel waterpas is.
• Houd rekening met de inbouwdieptes en het afgewerkte muuroppervlak (bekleding) t.o.v. de referentiekant
van de inbouwkast.
Bevestigen van de inbouwkast
(
fig. D
)
• Monteer het geheel van de inbouwkast in de inbouwniche.
• Zorg dat het geheel waterpas is.
Voormontage van de leidingen
(
fig. E
)
• Voer een voormontage van de leidingen met de kraan en de dichtingen uit.
• Maak de kraan los en bevestig vervolgens de leidingen.
• Het tijdelijke tapventiel en de dichtingen plaatsen.
• Het elektroventiel afzonderlijk bewaren of in afwachting (zonder in te bouwen) in de inbouwkast plaatsen.
Bekleding
(
fig. F
)
• De beschermingsplaat plaatsen.
• De bekleding afwerken (ex : ptegel of gitegel).
• De afstand tussen de afgewerkte zijde van de muur en de referentiekant van de inbouwkast moet tussen
de 10 en 30 mm bedragen. Zaag het overtollige deel van de inbouwkast af.
NL