154 | FWA 4630 | Bediening
1 690 706 005
2011-05-11
|
Robert Bosch GmbH
nl
4 .3
Positie sensor
Fig. 10: Sensor (links/rechts) van het voertuig
i
De positie van de sensoren op het voertuig is vastge-
legd en d.m.v. het pictogram gemarkeerd. Details zijn
beschreven in het document 1 690 706 006.
i
Let erop dat het voertuig in het midden en recht op
de meetplaats wordt gereden.
i
De minimale afstand van brugbuitenkant t.o.v. bui-
tenkant van de band moet 200 mm zijn.
4 .4
Positie voertuig op de meetplaats
Fig. 11: Positie voertuig op de meetplaats
1 Rolweg 250 mm
2 Veiligheidsafstand 200 mm
1.
Op minimum afstand midden draaiplaat tot sensor-
midden 950 mm (X) letten. Draaiplaat overeenkom-
stig op de meetplaats plaatsen.
Wielstand [mm]
X [mm]
1900 – 2400
950
2400 – 4300
1450 – 1750
2.
Under
<Onderhoud><Opties><Systeeminstellingen
><Afstand><Referentiesysteem>
de afstand van de
beide sensoren invoeren.
i
Bij hefbruggen met verstelbare looprails moet erop
gelet worden dat steeds de juiste afstandswaarde in
het programma is opgeslagen.
Fig. 12: Meetpunten afstand van de sensoren