106
| Nederlands
F 016 L81 531 | (4.4.16)
Bosch Power Tools
Zet de werkomgeving af. Let erop dat zich geen perso-
nen of dieren ophouden in de buurt van de plaats waar
de boom valt (
).
Probeer niet om een vastgeklemde zaagketting met
een lopende motor los te krijgen. Gebruik een houtspie
om een vastgeklemde zaagketting los te maken.
Als u met twee of meer personen tegelijkertijd zaagt en velt,
houd dan als afstand tussen de vellende en de zagende perso-
nen minstens de dubbele hoogte van de te vellen boom aan.
Let er bij het vellen van bomen op, dat u andere personen niet
blootstelt aan gevaar, u geen leidingen raakt en geen materië-
le schade veroorzaakt. Als een boom met een stroomleiding in
aanraking komt, dient u het energiebedrijf hiervan onmiddel-
lijk in kennis te stellen.
Stel u als bediener van de kettingzaag bij zaagwerkzaamhe-
den op een helling boven de te vellen boom op, omdat de
boom na de val waarschijnlijk bergaf zal rollen of glijden.
Vóór het vellen dient een vluchtweg (
) te worden gepland
en indien nodig te worden vrijgemaakt. De vluchtweg dient
van de te verwachten vallijn schuin naar achteren weg te lei-
den.
Houd vóór het vellen rekening met de natuurlijke helling van
de boom, de plaats van grote takken en de windrichting, om
de valrichting van de boom te kunnen beoordelen.
Verwijder vuil, stenen, losse schors, spijkers, nieten en draad
van de boom.
Inkepingen zagen:
Zaag haaks op de valrichting een inkeping
(
X – W
) met een diepte van een derde van de boomdiameter.
Zaag eerst de onderste horizontale inkeping. Hierdoor voor-
komt u het vastklemmen van de kettingzaag of de geleidings-
rail bij het zagen van de tweede inkeping.
Inkeping voor het vellen van de boom zagen:
Zaag de inke-
ping voor het vellen van de boom (
Y
) minstens 50 mm boven
de horizontale inkeping. Zaag vervolgens de inkeping voor het
vellen van de boom parallel aan de horizontale inkeping. Zaag
de inkeping voor het vellen van de boom slechts zo diep in, dat
er nog een verbindingsstuk (valrand) blijft staan, dat als
scharnier kan werken. Het verbindingsstuk verhindert, dat de
boom draait en in de verkeerde richting valt. Zaag het verbin-
dingsstuk niet door.
Als de inkeping voor het vellen van de boom in de buurt van
het verbindingsstuk komt, moet de boom met vallen begin-
nen. Als het erop lijkt, dat de boom mogelijkerwijs niet in de
gewenste richting valt of terugbuigt en de zaagketting vast-
klemt, onderbreekt u het zagen van de inkeping voor het vel-
len van de boom en gebruikt u een spie van hout, kunststof of
aluminium om de inkeping te openen en de boom in de ge-
wenste valrichting te doen omslaan.
Als de boom begint te vallen, verwijdert u de kettingzaag uit
de inkeping, schakelt u de zaag uit, legt u deze neer en verlaat
u de gevarenzone via de geplande vluchtroute. Let op omlaag-
vallende takken en zorg ervoor dat u niet struikelt.
Breng de boom vervolgens ten val door het indrijven van een
spie (
Z
) in de horizontale inkeping.
Als de boom begint te vallen, verlaat u de gevarenzone via de
geplande vluchtweg. Let op omlaagvallende takken en zorg
ervoor dat u niet struikelt.
Takken van de gevelde boom afzagen
(zie afbeelding L)
Na het vellen zaagt u de takken van de gevelde boom. Laat
grote naar onderen gerichte takken, die de boom steunen,
eerst staan. Zaag kleine takken volgens de afbeelding in één
keer af. Zaag onder spanning staande takken van onderen
naar boven om vastklemmen van de zaagketting te voorko-
men.
Boomstam in stukken zagen
(zie afbeeldingen M – P)
Vervolgens zaagt u de gevelde boom in stukken. Let erop dat
u stevig staat en dat u uw lichaamsgewicht gelijkmatig over
beide voeten verdeelt. Leg indien mogelijk takken, balken of
spieën onder de stam om deze te steunen. Houd u aan de aan-
wijzingen voor gemakkelijk zagen.
Als de totale lengte van de boomstam gelijkmatig wordt on-
dersteund, zaagt u van bovenaf.
Als de boomstam aan één kant hoger ligt, zaagt u eerst een
derde van de stamdiameter vanaf de onderkant en vervolgens
de rest vanaf de bovenkant ter hoogte van de zaagsnede on-
der.
Als de boomstam aan twee kanten wordt ondersteund, zaagt
u eerst twee derde van de stamdiameter vanaf de bovenkant
en vervolgens een derde vanaf de onderkant ter hoogte van
de zaagsnede boven.
Ga bij zaagwerkzaamheden op een helling altijd hoger dan de
boomstam staan. Verminder de aandrukkracht wanneer de
stam bijna is doorgezaagd en blijf de handgrepen van de ket-
tingzaag stevig vasthouden, zodat u tijdens het moment van
doorzagen de controle over de machine behoudt. Let erop dat
de zaagketting de grond niet raakt. Wacht na het doorzagen
tot de zaagketting tot stilstand is gekomen, voordat u de ket-
tingzaag verwijdert. Schakel de motor van de kettingzaag al-
tijd uit voordat u naar de volgende boom gaat.
Accu-oplaadindicatie (zie afbeelding B)
De accu
17
is voorzien van een oplaadindicatie
20
die de op-
laadtoestand van de accu aangeeft. De oplaadindicatie
20
be-
staat uit drie groene LED’s.
Bedien de toets voor de oplaadindicatie
19
om de oplaadin-
dictie
20
te activeren. Na ca. 5 seconden gaat de oplaadindi-
catie automatisch uit.
De oplaadtoestand kan ook worden gecontroleerd terwijl de
accu verwijderd is.
Als na het bedienen van de toets
19
geen van de LED’s brandt,
is de accu defect en moet deze worden vervangen.
Om veiligheidsredenen kan de oplaadtoestand alleen worden
opgevraagd als het elektrische gereedschap stilstaat.
OBJ_BUCH-1275-004.book Page 106 Monday, April 4, 2016 1:04 PM