10/2015
DUSPOL
®
digital
63
ledige oppervlak vast om een capacitieve koppeling tegen
aarde te garanderen.
- Leg de teststaven L1/-
2
en L2/+
3
tegen twee buitenge-
leiders (fasen) van een draaistroomnet en controleer of er
een buitengeleiderspanning van bijv. 400 V aanwezig is.
- Een rechts draaiveld (fase L1 voor fase L2) is aanwezig,
wanneer de groene LED „►“ van de draaiveldindicatie
L
en het symbool
van de draaiveldindicatie
P
op het
LC-display
6
branden.
- Een links draaiveld (fase L2 voor fase L1) is aanwezig,
wanneer de groene LED „◄“ van de draaiveldindicatie
L
en het symbool
van de draaiveldindicatie
P
op het
LC-display
6
branden.
- Bij het testen van het draaiveld is steeds een tegencon-
trole vereist met verwisselde teststaven L1/-
2
en L2/+
3
, waarbij het draaiveld moet veranderen.
Opmerking:
Het testen van het draaiveld is vanaf
230 V - 900
V, 50/60 Hz
(fase tegen fase) in het geaarde draaistroomnet mogelijk.
Beschermende kleding en isolerende lokale omstandigheden
kunnen de werking negatief beïnvloeden
8. Doorgangstest
(afbeelding H)
- De doorgangstest moet worden uitgevoerd op spannings-
vrij geschakelde installatieonderdelen, eventueel moeten
condensatoren worden ontladen.
- Leg de beide teststaven L1/-
2
en L2/+
3
tegen de te
testen installatieonderdelen.
- Bij doorgang (R < 100 kΩ) weerklinkt er een geluidssig
-
naal en de gele LED Ω
M
voor doorgang brandt.
- Wanneer er op het testpunt een spanning aanwezig is,
dan schakelt de spanningstester automatisch om op span-
ningstest en wordt dit weergegeven.
9. Weerstandsmeting
(afbeelding J)
- De weerstandsmeting moet worden uitgevoerd op span-
ningsvrij geschakelde installatieonderdelen, eventueel
moeten condensatoren worden ontladen.
- De teststaven L1/-
2
en L2/+
3
moeten worden kort-
gesloten en de drukschakelaar
7
in de indicatiehand-
greep L2
9
moet 1x worden bediend tot het symbool
kΩ
en „Ohm“ op het LC-display
6
verschijnen. De indica-
tie „OL“ duidt op een meetwaarde buiten het meetbereik.
- De weerstandsmeting is gedurende ca. 10 seconden ac-
tief.
- Leg de teststaven L1/-
2
en L2/+
3
tegen de te testen
installatieonderdelen om weerstanden van 0,1 kΩ tot
300 kΩ te meten.
Opmerking:
Indien nodig kan bij een geactiveerde weerstandsmeting een
nulafstelling worden uitgevoerd. Hiervoor moeten de teststa-
ven L1/-
2
en L2/+
3
moeten worden kortgesloten en moet
de drukschakelaar
7
in de indicatiehandgreep L2
9
gedu-
rende ca. 2 seconden worden ingedrukt tot „0,0“ kΩ op het
LC-display verschijnt.
10. Diodetest
(afbeelding K/L)
- De diodetest moet worden uitgevoerd op spanningsvrij
geschakelde installatieonderdelen, eventueel moeten
condensatoren worden ontladen.
- De teststaven L1/-
2
en L2/+
3
moeten worden kortge-
sloten en de drukschakelaar
7
in de indicatiehandgreep
L2
9
moet 2x worden bediend tot het diodesymbool
en „diod“ op het LC-display
6
verschijnen. Indicatie:
„OL“ V
DC
- De diodetest is gedurende ca. 10 seconden actief.
- Leg de teststaaf L1/-
2
op de kathode en de teststaaf
L2/+
3
op de anode van de diode om de doorlaatspan-
ning van 0,3 V tot 2 V te bepalen. Bij een defecte (doorge-
legeerde diode) wordt een spanningswaarde van ca. 0,0 V
weergegeven.
- Bij een in blokkeerrichting geteste diode geeft het LC-
display „OL“ aan.
11. Kabelbreukdetector
(afbeelding M)
- De kabelbreukdetector lokaliseert contactloos kabelbreu-
ken aan open liggende en onder spanning staande leidin-
gen.
- Schakel de spanningstester in door de drukschakelaar
7
in de indicatiehandgreep L2
9
kort te bedienen (blijft ca.
10 seconden ingeschakeld!). Bij een ingeschakeld appa-
raat geeft de indicatie „0,0“ aan.
- Neem de indicatiehandgreep L2
9
over het volledige op-
pervlak vast en ga met de detector
5
over een leiding die
onder spanning staat (bijv. kabeltrommel of lichtketting),
van het voedingspunt (fase) in de richting van het andere
leidinguiteinde.
- Zolang de leiding niet onderbroken is, knippert de gele
LED Ω
M
voor doorgang.
- Het kabelbreukpunt is gelokaliseerd, zodra de gele LED Ω
M
dooft.
Opmerking:
De kabelbreuk detector kan geaard stopcontact van 230 V,
50/60 Hz (fase naar aarde) worden gebruikt. Isolerende be-
schermende kleding en de plaatselijke omstandigheden kun-
nen invloed hebben op de functie.
12. Meetpunt-/displayverlichting
(afbeelding N)
- De meetpuntverlichting
4
kan bij geopende teststaven
door bediening (1 seconde) van de drukschakelaar
7
in
de indicatiehandgreep L2
9
worden ingeschakeld.
- Het automatisch uit na 10 seconden
- De achtergrondverlichting van het LC-display
6
wordt
automatisch geactiveerd via een lichtsensor
N
.
13. Batterij vervangen
(afbeelding O)
- Het apparaat mag niet onder spanning worden gezet bij
een geopend batterijvak!
- Het vervangen van de batterijen is noodzakelijk, wanneer