
94
Onderzoek de machine op eventuele
beschadigingen.
−
Voordat de machine verder wordt gebruikt, moet zorg-
vuldig worden onderzocht of de
beschermingsvoorzi-
eningen
en licht beschadigde onderdelen foutloos en
volgens de voorschriften functioneren.
−
Controleer of alle
bewegende delen
van de machine
goed functioneren en niet klemmen of beschadigd zijn.
Alle delen moeten juist gemonteerd zijn en goed
functioneren om de machine correct te laten werken.
−
Beschadigde bescherminrichtingen en - delen moeten,
indien noodzakelijk, door een erkende reparatiewerk-
plaats gerepareerd of verwisseld worden. Met uitzonde-
ring indien in de gebruiksaanwijzing anders
aangegeven.
−
Beschadigde of onleesbare veiligheidsstickers dienen
te worden vervangen.
Laat geen sleutels steken!
Controleer vóór het inschakelen altijd of de sleutels en
instelgereedschappen verwijderd zijn.
Als u de
machine niet gebruikt
moet u hem op een droge
plaats, buiten het bereik van kinderen opslaan.
Elektrische veiligheid
De
aansluitkabel
moet volgens IEC 60 245 (H 07 RN-F)
zijn, met een draad doorsnede van minstens:
−
1,5 mm² bij een lengte
tot
25 m.
−
2,5 mm² bij een lengte
vanaf
25 m.
Lange en dunne aansluitkabels zorgen voor een span-
ningsverlies. De motor bereikt zijn maximale vermogen niet
meer, de werking van het toestel wordt minder.
Bescherm u tegen een
elektrische schok
. Raak geen
geaarde delen aan.
Gebruik de
kabel
niet voor doeleinden warvoor hij niet ge-
schikt is.
Bescherm
de kabel tegen
hitte, olie of scherpe
randen
. De steker niet met de kabel uit het stopcontact
trekken.
Controleer
de aansluitkabel van de machine regelmatig en
laat hem indien nodig
vervangen
door een vakman.
Let er bij het leggen van de
aansluitkabel
op dat deze niet
stoort, bekneld raakt, geknikt wordt en de steekverbinding
niet nat wordt.
Controleer de
verleng kabel
regelmatig op
beschadigingen en vervang hem als hij beschadigd is.
Gebruik
geen defecte kabels
.
Gebruik alleen
toegestane
en gemerkte verlengkabels.
Maak
geen geknutselde
elektrische aansluitingen.
Veiligheidsvoorzieningen
nooit overbruggen
of buiten-
werking stellen.
Het apparaat via een
veiligheidsschakelaar
(30 mA)
aansluiten.
Elektrische aansluitingen
of
reparaties
mogen alleen
door een erkend bedrijf of een erkende
reparatiewerkplaats uitgevoerd worden. De plaatselijke
voorschriften moeten opgevolgd worden.
Reparaties
aan andere delen van de
machine
mogen
alleen door de
fabrikant
of een door hem erkende werk-
plaats uitgevoerd worden.
Alleen de originele toebehoren en onderdelen gebruiken.
Bij het
gebruik van niet originele onderdelen
kunnen
risico’s voor de gebruiker ontstaan. De fabrikant kan niet
aansprakelijk gesteld worden voor ongevallen hierdoor
ontstaan.
Samenbouw
2
Monteer het raam. Bevestig hiertoe de poten (A) met telkens 8
schroeven M8 x 16, onderlegplaatjes A 8,4 en moeren M8 op
het raam (B).
3
Bevestig de zaag op het raam.
4
Monteer de krukgreep (11).
5
Open de bovenste deur (2) van de behuizing.
6
Vervangen van de zaagband
Kans op snijden! Draag handschoenen bij het vervangen
van de zaagband.
1. Maak de beide deuren van de behuizing open (2 / 7).
2. Breng de bovenste zaagbandbescherming (19) helemaal
omlaag.
3. Breng de bovenste bandrol (17) omlaag
°
draai het stelwiel (1) naar links, de zaagband komt los
4. Breng de zaagband aan.
L
Let op de juiste positie: de tanden moeten naar voren
(richting deur) wijzen.
5. Leg de zaagband in het midden op de bandrol (17).
6. Draai het stelwiel (1) naar rechts tot de zaagband niet meer
wegglijdt.
Voer de volgende instellingen uit vóór de verdere montage :
°
zaagband spannen (zie „Zaagbandspanning“ pag. 96)
°
zaagband uitlijnen (zie „Hoek van de bovenste
bandzaagrol“ pag. 96)
°
bandgeleiders uitlijnen (zie „Bovenste bandgeleider“ en
„Onderste bandgeleider“ pag. 98)
7
Zaagtafel monteren
Monteer de eindaanslagschroef (M6 x 35) aan de onderkant
van de zaagtafel (13).
8
Plaats de zaagtafel (13) over de zaagband en leg hem op de
zaagtafelgeleiding (20).