9
!
Menu 2, Nachtverlichting Opties
Dankzij de gedimde verlichting (nachtverlichting), welke afkomstig is
van de bediendeelverlichting, is het bediendeel beter zichtbaar op
donkere locaties (standaard ingeschakeld).
Menu 3, Bediendeelverlichting Opties
De bediendeelverlichting is actief om de toetsen in het donker te
verlichten (standaard ingeschakeld). U kunt de bediendeelverlichting
uitschakelen.
Menu 4, Uitgangsverzoek(RTE)
De GI is uitgerust met een uitgangsverzoek ingang (Request To Exit
of RTE) (met het label IN) op de aansluitconnector. De OUT (open
collectoruitgang) kan worden gebruikt om een deurrelais te besturen.
Hierbij hebt u de keuze uit drie opties:
•
Enkel RTE.
Voor deze optie moet een gewone drukknop op de
IN-ingang worden aangesloten. Met één druk op de knop wordt
het deurvergrendelingsrelais vrijgegeven. Wordt gebruikt om
een gebied snel te verlaten (standaard ingeschakeld).
•
RTE+IN/UITschakelen.
Niet gebruiken
•
RTE Niet Actief.
Wanneer de IN-ingang niet wordt gebruikt, is
het raadzaam deze uit te schakelen.
Menu 5, Gereserveerd
Gereserveerd voor later gebruik.
Menu 6, Fabrieksinstellingen
· Met deze optie stelt u alle GI-instellingen weer op de
fabrieksinstellingen in. De instellingen worden weer op de
beginwaarden ingesteld.
Menu 7, Beveiligingsmode (alleen ATS1115/1116)
Met deze optie selecteert u het type gebruikerskaart dat de
ATS1115- en ATS1116-kaartlezer zal herkennen. De lezer zal de
configuratie- en standaardkaarten in beide modi herkennen. Dit zijn
de mogelijke modi:
•
Niet Beveiligde Mode
(standaardinstelling) — De lezer zal
alleen lege of niet-geprogrammeerde kaarten herkennen, met
behulp van het unieke serienummer (ruwe kaartgegevens) van
de kaart. Hierbij wordt het kaart beveiligingswachtwoord van 4
bytes niet gebruikt. Voor de niet-beveiligde mode is het gebruik
van een IUM geheugenuitbreiding vereist.
•
Beveiligde Mode
— alleen kaarten die door de
ATS1620/1621/1622 zijn geprogrammeerd, zullen in deze mode
worden herkend. Hierbij wordt het beveiligingswachtwoord van
4 bytes gebruikt.
Menu 8, Knipperen Geldige Kaart (alleen ATS1115/1116)
Met deze optie kunt u het knipperen van de blauwe LED inschakelen
(standaardinstelling) of uitschakelen dat in werking treedt wanneer
een ATS1115- of ATS1116-lezer een geldige kaart detecteert.
Menu 9, Protocol Opties (alleen ATS1115/1116)
Met deze optie selecteert u de methode waarmee een ATS1115- of
ATS1116-lezer data naar het bediendeel verzendt. Daarbij kunt u
kiezen uit de volgende opties:
•
Wiegand
— Smart Card-data worden standaard verzonden met
het wiegand-protocol. De programmering van de
ATS1620/1621/1620 stelt het aantal bits in (26- of 27-bits) bij
het programmeren van gebruikerskaarten.
•
Magneetstrip
— de lezer verzendt data naar het bediendeel in
het formaat van een 32-bits kaart met magneetstrip.
•
Tecom Smart Kaart
— dit formaat is niet geïmplementeerd in
het bediendeel en dient niet te worden geselecteerd.
Menu 10, Kaart Beep Opties (alleen ATS1115/1116)
Met deze optie kunt u de pieptoon die hoorbaar is wanneer een kaart
door de lezer wordt gedetecteerd in- (standaardinstelling) of
uitschakelen.
Menu 11, Optie Kaart (alleen ATS1115/1116)
Met deze optie kunt u het gebruik van lezerconfiguratiekaarten
(optie) voor de ATS1115- en ATS1116-lezer in- (standaardinstelling)
of uitschakelen. Als een installateur wilt voorkomen dat de
lezerinstellingen kunnen worden gewijzigd met behulp van een
configuratiekaart, moet deze optie worden uitgeschakeld.
Menu 12, Laatste Kaart (alleen ATS1115/1116)
Deze optie geeft het nummer weer van de laatste kaart die door een
ATS1115- of ATS1116-lezer is gedetecteerd, in de notatie
Systeemcode, ID-nummer of als een uniek serienummer (ruwe
kaartgegevens) (afhankelijk van de ingestelde beveiligingsmode).
Stazioni di inserimento
M
ONTAGGIO DELL
'
UNITÀ
Il coperchio della stazione di inserimento (RAS) è incernierato alla
base. Per aprire la RAS, afferrare il coperchio lateralmente o per
il bordo superiore e tirare delicatamente: il coperchio scorrerà sui
supporti. Per rimuovere completamente il coperchio, allontanare
delicatamente uno dei supporti dal corpo della RAS e tirare. La
piastra metallica di montaggio posteriore è fissata con una vite di
sicurezza. Per rimuovere la piastra metallica di montaggio, allentare
la vite di almeno 8 mm, facendo scorrere la piastra verso il basso e
quindi allontanandola dal corpo della RAS tirandola dal bordo
inferiore.
Fissare la piastra metallica di montaggio alla superficie di montaggio
utilizzando le tre viti in dotazione. Accertarsi che il pulsante
posteriore antimanomissione poggi su una superficie piatta incassata
nella parte posteriore della piastra di montaggio (evitare superfici
ruvide o non regolari). Se si utilizza l'ingresso cavi posteriore
attraverso la piastra
di montaggio, realizzare un foro per il passaggio dei cavi attraverso
la superficie di montaggio. Impostare l'indirizzo della RAS utilizzando
gli interruttori DIP da 1 a 4 (vedere la sezione
Impostazione degli
interruttori DIP della RAS
più avanti). Se necessario, impostare
l'interruttore della terminazione del bus (interruttore DIP 5). Vedere
la sezione
Impostazione degli interruttori DIP della RAS
più avanti.
Completare il cablaggio del bus.
IMPORTANTE:
Escludere l'alimentazione dalla centrale prima
di procedere al cablaggio della RAS.
Applicare sul retro della RAS gli spinotti in plastica in dotazione per
chiudere gli eventuali canali di ingresso cavi non utilizzati.
Posizionare la RAS sulla pistra di montaggio e fissarla spostando
l'unità verso il basso di 8 mm circa. Stringere la vite di fissaggio alla
base della RAS. Non stringerla eccessivamente.
L
EGENDA DELLA VISTA POSTERIORE DELLA
RAS (
FIGURA
)
1. Ingresso cavi
4. Interruttore antimanomissione
2. Interruttori DIP
5. Vite di fissaggio
3. Terminali LAN
C
OLLEGAMENTO DELLA CENTRALE ALLA TASTIERA
Per le istruzioni sul collegamento, consultare la guida all'installazione
della centrale ATS.
I
NTERRUTTORE ANTIMANOMISSIONE
(
FIGURA
)
L'interruttore antimanomissione posteriore deve essere premuto
perché il sistema funzioni correttamente. Accertarsi che poggi su una
superficie in modo tale da rimanere premuto quando la RAS è
montata e scattare in caso di manomissione della stazione di
inserimento. Se l'interruttore non è premuto, durante il funzionamento
sul display LCD verrà visualizzata l'indicazione “RAS Tamper”
(Manomissione RAS).
I
MPOSTAZIONE DEGLI INTERRUTTORI
DIP
DELLA
RAS
(
FIGURA
)
Nella parte posteriore della RAS è presente una fila di interruttori
DIP (figure
) che consentono di impostare l'indirizzo della RAS e la
condizione della terminazione del bus (TERM). Tali impostazioni
sono descritte nelle sezioni seguenti.
Interruttore TERM
Se necessario, utilizzare l'interruttore
5 per impostare TERM su ON. Per ciascun bus non devono esserci
più di due connessioni o interruttori TERM impostati su ON. Per i
dettagli sull'uso delle connessioni o degli interruttori TERM,
consultare la guida all'installazione della centrale.
Indirizzo della RAS
Impostare l'indirizzo della RAS
utilizzando gli interruttori da 1 a 4.