133
melder geactiveerd is.
Heeft u een afstandsbediening (FU5150/FU5155) ingelezen,
dan is op de afstandsbediening uitsluitend toets 4 (gemarkeerd
met een vierkantje) actief en kan een relaisuitgang sturen. Om
een afstandsbediening voor het activeren/deactiveren te
gebruiken, dient deze op een eigen uitgang geprogrammeerd
te zijn.
Uitgang
1
Draadloze
melder 1
Draadloze
melder 2
Draadloze
melder 3
Draadloze
melder 4
Uitgang
2
Draadloze
melder 5
Draadloze
melder 6
Draadloze
melder 7
Draadloze
melder 8
Uitgang
3
Sabotagemelding van alle ingelezen draadloze melders
Uitgang
4
Storingsmelding van alle ingelezen draadloze melders
(accuverlies, stoorsignalen, supervisionuitval)
Ingang 1
Eerste-melderherkenning (ingang sluiten om functie te activeren)
Ingang 2
Looptestfunctie (ingang sluiten om functie te activeren)
Aansluitvoorbeeld
van de universele module op een
snoergebonden alarmcentrale, bijv.: Terxon S Gelieve ervoor te
zorgen dat de geleiderbruggen allemaal aangetrokken zijn en de
uitgangen als relais (NC) werken.
Omkeren van de relaisuitgangen
U kunt de relaisuitgangen ook afzonderlijk omprogrammeren,
zodat deze in plaats van NO als NC werken. Het omprogrammeren
van de relaisuitgangen heeft invloed op alle functiemodi. Voor het
omprogrammeren van de relaisuitgangen gaat u als volgt te werk:
In het hoofdmenu van het programmeermenu kiest u punt 5
(LED 5 brandt).
Bevestig dit punt met de toets SET.
De LED 1 voor de weergave van de uitgang 1 brandt of
knippert.
U bevindt zich nu in het submenu van punt 5. Kies de uitgang
waarvan de polariteit veranderd moet worden. Voor het kiezen
van de uitgang drukt u op de toets SELECT.
Bevestig de keuze van de uitgang door op de toets SET te
drukken.
De LED van de gekozen uitgang knippert of brandt.
Om de polariteit van de uitgang te veranderen, drukt u op de