70
NL
6. INSTALLATIE IN HET VOERTUIG
6.1 Installatie van de stoel: Plaats het kinderzit-
je op de achterbank in het voertuig, plaats de
onderkant van de stoel tegen het oppervlak van
de voertuigstoel en laat de voorkant van de stoel
de rugleuning van de voertuigstoel ervoor raken.
(Fig.26)
6.2.Trek de autogordel dan lang genoeg uit, steek
deze uit de gleuf aan de voorkant van de stoel
en vervolgens door de gleuf aan de andere kant
(fig.27).
6.3. Steek de tong van de sluiting (onderdeelnr.
12 op pagina 01) in de sluiting van de autogordel
(onderdeelnr. 13) en zorg ervoor dat u een “klik”
hoort (fig.28).
6.4.Steek de diagonale gordel in de sleuf aan de
achterkant of C 8 (onderdeelnr. 19 pagina 01).
(Fig.29).
6.5.Trek aan de diagonale gordel bovenaan de
autosluiting om de gordel strak te trekken (fig.30).
6.6 Trek vervolgens aan de diagonale gordel bove-
naan de stoel zoals de pijl aangeeft. Maak deze zo
strak mogelijk (fig.30).
6.7 Installatie van kind: Raadpleeg (sectie 7) om
uw kind zorgvuldig om u kind juist in de stoel te
plaatsen, om de installatie te voltooien. Controleer
ten slotte of het kinderzitje stabiel op de autostoel
is bevestigd. Als u een schok of beweging consta-
teert, moet u de gordel weer aanspannen totdat
het kinderzitje strak genoeg zit.
BELANGRIJK:
Verkeerd gebruik van het autos-
toeltje vermindert de bescherming die het autosto-
eltje biedt. Controleer de riem op de juiste positie
en controleer of deze overal strak genoeg is, en
zonder zichtbare draaiingen.