69
5. SSTOELKEUZE EN AANPASSING
5.1 Het autostoeltje aanpassen
Plaats de Cs128 op de autostoel met het gezicht van het
kind naar de achterkant van de rijrichting van het voer-
tuig. Zorgt ervoor dat de onderkant van de stoel gelijk is
met het oppervlak van de voertuigstoel en dat de voor-
kant van de Cs128 net het oppervlak van de rugleuning
van het voertuig raakt. (Fig.21)
Anders is het niet ok. (Fig. 22)
5.2 Stoelinstallatie.
Het kinderveiligheidssysteem Cs128 kan in voertuigen
worden geïnstalleerd op elke stoel die geschikt is voor
gebruik in de vermelde voertuigen die zijn uitgerust
met 3-punts veiligheidsgordels met oprolmechanisme,
goedgekeurd volgens ECE-reglement nr. 16 of andere
gelijkwaardige normen. (Afb.23). En mag op geen enkel
moment worden gemonteerd met alleen een 2-punts
heupgordel. (Fig.24)
Als de autofabrikant kinderzitjes op de passagiersstoel
toestaat, moet de stoel zo ver mogelijk naar achteren
worden verplaatst (fig.25).
We raden aan om dit kinderzitje altijd op de achterbank
van de auto te monteren. Dit is veiliger voor uw kind.
Belangrijk:
Controleer of de deur van de auto het kinderzitje belem-
mert, probeer een andere stoel (als dit het geval is, kan
de stoel niet goed worden vastgemaakt). Neem bij twijfel
contact op met onze klantendienst.
Altijd de achterbank van uw auto gebruiken, zelfs als uw
verkeersreglement het gebruik op de voorstoel toestaat.
Controleer uw verkeersreglement, aangezien deze regel-
ing per land kan verschillen. Het is beter om uw stoel te
monteren langs de zijkant van de stoep.