5 - NL
5.3. Servicedelen
Onderdeel
Artikelnummer
Skid ComfoCool
400400040
Datakabel ComfoCool
400400041
Besturingsprint ComfoCool
400300070
NTC voeler toevoer
400300071
NTC voeler condensor
400300072
Overdrukschakelaar
400300073
Adapterset ComfoAir350
471400050
Onderstel ComfoAir350
642300135
Adapterset ComfoAir550, ComfoAir
550
471400055
Onderstel ComfoAir550, ComfoAir 550 642300140
ComfoControl Luxe
655010110
5.4. Einde levensduur
Informeer bij afdanking van het toestel of van de koeltech-
nische skid bij uw gemeente naar de mogelijkheden voor
hergebruik of verwerking van het toestel. De ComfoCool
bevat het koudemiddel R134a. Het is belangrijk, dat dit
koudemiddel milieuvriendelijk wordt afgevoerd. De broei-
kasbijdrage van de hoeveelheid koudemiddel in dit sys-
teem is bij ondeskundige afvoer ongeveer even groot als
van 700kg CO
2
.
Klacht/storing Aanwijzingen
Controle / actie
Geen koeling,
wel ventilatie
Geen spanning
Wanneer de besturingsprint spanning krijgt, knippert een rode LED op de print. Con-
troleer de aansluiting van het netsnoer op de ComfoCool. Controleer de zekering op de
besturingsprint van de ComfoCool. Vervang de besturingsprint.
Compressor uit;
melding op CC-
Luxe: “C2”.
Controleer de werking van de compressorschakeling op de besturingsprint. Controleer
de overdrukschakelaar. Vervang de koeltechnische skid.
Compressor
aan; melding op
CC-Luxe: “C2”
Controleer of er voldoende koudemiddel in het systeem aanwezig is. Controleer het
koelcircuit op lekkage. Vervang de koeltechnische skid.
Compressor
aan
Controleer of de toe- en afvoerkanalen geïsoleerd zijn. Controleer of de unit condens
produceert. Controleer of de condensor warm wordt en de verdamper koud. Vervang de
koeltechnische skid.
Compressor uit;
melding op
CC-Luxe: “C1”
De condensor is oververhit. Er is onvoldoende lucht beschikbaar om de condensor te
koelen. Controleer de instellingen van de warmteterugwinunit. Het toestel wacht, totdat
de condensortemperatuur voldoende is gedaald. Controleer of het systeem na een peri-
ode van enkele minuten opnieuw inschakelt.
Melding op
CC-Luxe: “C3”
Controleer de aansluiting van de sensor voor condensortemperatuur. Meet de weer-
stand van de sensor (circa 10 kOhm bij 25˚C). Vervang de sensor.
Melding op
CC-Luxe: “C4”
Controleer de aansluiting van de sensor voor inblaastemperatuur. Meet de weerstand
van de sensor (circa 10 kOhm bij 25˚C). Vervang de sensor.
Melding op
CC-Luxe: “A2”
De sensor voor de inblaaslucht van de ComfoAir geeft geen signaal. Zie de handleiding
van de ComfoAir voor oplossing van dit probleem.
Geen koeling
Melding op
CC-Luxe: “E15”
De warmteterugwinunit geeft geen signaal aan de ComfoControl Luxe. Controleer de
aansluitingen tussen de ComfoControl Luxe en de warmteterugwinunit.
Melding op
CC-Luxe: “E16”
De ComfoCool geeft geen signaal aan de warmteterugwinunit. Controleer de aansluitin-
gen van de datakabel tussen de ComfoCool en de warmteterugwinunit.
Melding op
CC-Luxe: “E2”
De toevoerventilator is uitgeschakeld of geeft geen signaal. Zie de handleiding van de
warmteterugwinunit voor oplossing van dit probleem.
Melding op
CC-Luxe: “E1”
De afvoerventilator is uitgeschakeld of geeft geen signaal. Zie de handleiding van de
warmteterugwinunit voor oplossing van dit probleem.
Melding op CC:
“NO COOLING”
De ComfoCool kan niet worden ingeschakeld. Controleer de omgevingsomstandighe-
den.
Onregelmatige
ventilatie
geen
Controleer of de ventilatiestand voldoende hoog is gekozen. Controleer of het debiet
juist is ingesteld. Voor een goede werking is minimaal 200m3/h noodzakelijk. Wanneer
een lager debiet is ingesteld, zal de unit kortstondig het debiet verhogen, om de conden-
sortemperatuur op een veilig niveau te houden.