Nederlands
Inbouw- en bedieningsvoorschriften Wilo-FLA Control
39
7.2 Elektrische aansluiting
GEVAAR! Levensgevaar!
Bij een ondeskundige elektrische aansluiting
bestaat er levensgevaar door elektrische schok.
• Elektrische aansluiting uitsluitend door een
elektricien met toelating door het plaatselijke
energiebedrijf en overeenkomstig de plaatselijk
geldende voorschriften laten uitvoeren.
• Inbouw- en bedieningsvoorschriften van de
pompen en de toebehoren in acht nemen!
• Vóór alle werkzaamheden de voedingsspanning
loskoppelen.
Waarschuwing! Gevaar door elektrische schok!
Ook bij uitgeschakelde hoofdschakelaar staat er
aan de voedingszijde levensgevaarlijke span-
ning.
AANWIJZING:
Neem de beschrijving van de opstelvoorwaarden
en de keuze van de elektrische leidingen in de
Duitse richtlijn leidinginstallaties en de uitvoering
van de veiligheidsstroomvoorziening bijv. in DIN
VDE 0100 deel 718 in acht.
• Netvorm, stroomtype en spanning van de neta-
ansluiting moeten overeenkomen met de gege-
vens op het typeplaatje van de pomp/motor.
• Netvereisten:
AANWIJZING:
Conform EN / IEC 61000-3-11 (zie volgende
tabel) zijn schakeltoestel en pomp met een ver-
mogen van ... kW (kolom 1) bestemd voor het
bedrijf op een stroomnet met een systeemimpe-
dantie Zmax op het voedingsaansluitpunt van
max. ... ohm (kolom 2) bij een maximaal aantal van
... schakelingen (kolom 3).
Als de netimpedantie en het aantal schakelingen
per uur groter zijn dan de in tabel genoemde waar-
den, kan het schakeltoestel met de pomp door de
ongunstige netomstandigheden onderhevig zijn
aan tijdelijke spanningsdalingen en storende
spanningsschommelingen, het zogenaamde ”flik-
keren”.
Er kunnen hierdoor maatregelen nodig zijn om het
schakeltoestel met pomp aan deze aansluiting
correct te kunnen gebruiken. Informatie hierover
krijgt u bij de plaatselijke energiebedrijven en bij
de fabrikant.
• Netzijdige zekering: conform gegevens in het
stroomloopschema
• De kabeluiteinden door de kabelwartels en kabe-
lingangen steken en bedraden volgens de marke-
ring op de klemmenstroken.
• Pomp/installatie op de voorgeschreven wijze aar-
den.
• Aansluit- en verbindingskabel moeten direct op
de aansluitklemmen worden aangebracht. Het
onderbreken en aansluiten van verdere compo-
nenten is niet toegestaan
Aansluiting en start-
up type
Vermogen [kW]
(kolom 1)
Systeemimpedantie [
Ω
]
(kolom 2)
Schakelingen per uur
(kolom 3)
3~400 V
2-polig
Directe start
3,0
0,204
6
4,0
0,1300
6
2,2
0,2570
12
3,0
0,1480
12
4,0
0,0940
12
3~400 V
2-polig
Sterdriehoek-start
7,5
0,2170
6
11,0
0,1360
6
15,0
0,0870
6
18,5
0,0590
6
22,0
0,0460
6
30,0
0,0270
6
37,0
0,0180
6
45,0
0,0140
6
7,5
0,1570
12
11,0
0,0980
12
15,0
0,0630
12
18,5
0,0430
12
22,0
0,0330
12
30,0
0,0200
12
37,0
0,0130
12
45,0
0,0100
12