49
Bedieningselementen
(zie uitklappagina)
1 Aansluiting voor sensorstekker (12)
2 Display
3 HOLD/ESC-toets
4 „POWER“-toets voor in- en uitschakelen
5 FUNCTION/SEND-toets
6 UNIT/LOGGER-toets
7 REC/ENTER-toets
8 Statiefschroefdraad
9 RS232-interface
10 Apparaatstandaard
11 Batterijvak
12 Sensorstekker
13 Sensor
14 Schroefmagneet
Displaysymbolen
REC
Symbool voor de geheugenmodus
Max
Weergave maximale waarde
Min
Weergave minimale waarde
Peak
Weergave actuele piekwaarde
Max HOLD
De maximale piekwaarde wordt continu gemeten en vastgehouden
H
Data-hold, het display wordt „bevroren“
RMS
Weergave gemiddelde waarde
VEL
Weergave „Snelheid“ (Engels: velocity)
DISPp-p
Weergave max. „Verplaatsing“ (Engels: displacement)
ACC
Weergave „Versnelling“ (Engels: acceleration)
Symbool voor batterijen vervangen
Functies van de toetsen
POWER
Bedrijfsschakelaar voor in- of uitschakeling van het meetapparaat
HOLD
In normale modus voor data-hold, in logger-modus voor „vooruit“
ESC
Verlaat het instelmenu
REC
Registratie starten
ENTER
Toets voor bevestiging in het instelmenu
FUNCTION
In normale modus voor max-hold-functie, in logger-modus voor „achteruit“
SEND
Start de gegevensoverdracht (RS232-interface)
UNIT
Schakelt de meetfunctie en eenheid om
LOGGER
Start in logger-modus de dataregistratie