f) Onderste grenswaarde (Alarm)
Druk op de SET-toets om in het menu naar de bovenste grenswaarde (High) te gaan (zie
hieronder). Wijzig de waarde zoals hierboven beschreven.
g) Aanpassing van de emissiegraad
Afhankelijk van het gemeten oppervlak moet de passende emissiegraad (Ypsilon 0,01 … 1,0)
voor de meting worden ingesteld. Aan de hand daarvan wordt de temperatuur uit de meetwaar-
den berekend. Door te drukken op de toetsen omhoog (Up)/omlaag (Down) (in het hoofdmenu)
wijzigt u de emissiegraad in stappen van 0,01. Indien er geen toets meer wordt ingedrukt slaat
het toestel deze waarde na 5 seconden op en verlaat de ingave.
h) Eenheden instellen
Druk verschillende keren op de SET-toets tot de eenheid (°C of °F) op het scherm verschijnt.
Met de MODE-toets kunnen u tussen de eenheden schakelen. De instelling wordt na 5 secon-
den automatisch afwisselen.
i) Laser in- en uitschakelen
Druk op d e SET-toets tot het LASER-symbool op het scherm verschijnt. Via de MODE-toets
kunt u de laser in- of uitschakelen.
De actieve laserfunctie wordt vervolgens ook in het hoofdmenu weergegeven.
j) Alarmgrenswaarden in- en uitschakelen
• Druk op de toets HI/LO om het alarm in of uit te schakelen.
• HI/LO: beide alarmen zijn uitgeschakeld
• HI: de bovenste grenswaarde is ingeschakeld
• LO: de onderste grenswaarde is ingeschakeld
• Indien de gemeten waarde zich niet binnen de grenswaarden bevindt, licht het alarmlichtje
boven het scherm rood op.
Meting
Richt de meetopening (7) verticaal op het meetobject. Let erop, dat het meetobject niet kleiner
is dan het IR-meetoppervlak van het apparaat. Druk op de meettoets (9) en houd deze inge-
drukt. In de display wordt de meetwaarde (1B) weergegeven. De weergegeven meetwaarde
komt overeen met de gemiddelde oppervlaktetemperatuur van het IR-meetoppervlak. Tijdens
het meten wordt „HOLD“ (1C) onderdrukt. Na het loslaten van de meettoets (9) wordt de laatste
meetwaarde nog ca. 1 minuut in de display weergegeven, zodat deze beter kan worden afge-
lezen. Tevens verschijnt de weergave „HOLD“ (1D).
• Het apparaat schakelt ca. 1 minuut na het loslaten van de meettoets (4) automatisch uit. In
de display wordt kort „OFF“ weergegeven en het schakelt dan uit.
• Bij overschrijding van het temperatuurbereik wordt „Hi“ en bij onderschrijding „Lo“ in de dis-
play weergegeven.
• Om de warmste plek van het meetobject vast te stellen gaat u met het meetinstrument met
ingedrukte meettoets (9) over het gehele oppervlak van het meetobject. De hoogst gemeten
temperatuur wordt als maximumtemperatuur linksonder weergegeven.
• Glanzende oppervlakken vervalsen het meetresultaat. Ter compensatie kan het oppervlak
van glanzende voorwerpen met kleefband of matzwarte verf afgedekt worden. Het apparaat
kan niet door transparante oppervlakken zoals glas heen meten. Het apparaat zal in plaats
daarvan de oppervlaktetemperatuur van het glas meten.
• Langere metingen van hoge temperaturen bij geringe meetafstand leiden tot een verwarming
van het meetapparaat zelf en daarmee tot een foutieve meting. Om exacte meetwaarden te
bereiken geldt de vuistregel: Hoe hoger de temperatuur, hoe groter de meetafstand en hoe
korter de meetduur dient te zijn.
Onderhoud en reiniging
Het apparaat is nagenoeg onderhoudsvrij en mag absoluut niet worden geopend.
Open de daarvoor voorziene schacht om de batterij te vervangen. Verwijder de schroef met
een schroevendraaier. Vervang de batterij. Plaat de contacten niet zomaar aan elkaar: cont-
roleer eerst de correcte polen en het correcte batterijtype. Sluit vervolgens het batterijdeksel
opnieuw water- en stof dicht af.
Laat het apparaat uitsluitend door een deskundige of elektrotechnisch bedrijf repareren; anders
bestaat het gevaar dat het product defect raakt en bovendien vervalt hierdoor de goedkeuring
en de waarborg/garantie.
Voor het reinigen van de lens moet het toestel en in het bijzonder de laser worden
uitgeschakeld en moet de eventueel aangesloten accu worden losgekoppeld.
Reinig het apparaat alleen met een zachte, schone, droge en pluisvrije doek; gebruik geen
reinigingsmiddel aangezien dit de behuizing en tekst kan beschadigen.
a) Reiniging van de lens
Verwijder de losse deeltjes met schone perslucht (handpomp in een vakhandel voor objec-
tieven) en veeg vervolgens de resterende aanslag weg met een fijn lensborsteltje. Reinig het
oppervlak met een lensreinigingsdoekje of met een schone, zachte en pluisvrije doek. Voor
de reiniging van vingerafdrukken en andere vettige aanslag kunt u het doekje met water of
een lensreinigingsvloeistof bevochtigen. Gebruik geen zuur- of alcoholhoudende of andere
oplosmiddelen en geen ruwe, pluizige doek om de lens te reinigen. Vermijd overmatige druk
bij het schoonmaken.
b) Reinigen van de behuizing
Gebruik voor het schoonmaken geen schurende, chemische of agressieve schoonmaakmidde-
len zoals benzine, alcohol e.d. Dit tast het oppervlak van het apparaat aan. Bovendien zijn de
dampen schadelijk voor de gezondheid en explosief. Gebruik voor het schoonmaken ook geen
gereedschappen met scherpe randen, schroevendraaiers of metalen borstels e.d.
Stof kan eenvoudig worden verwijderd met een stofzuiger of schone, zachte borstel.