NEDERLANDS
NL
22
NEDERLANDS
TRAININGSRICHTLIJNEN (FIG. 16, A-E)
Een succesvol trainingsprogramma bestaat uit een warming-up, de
training zelf en een cooling down. Voer de hele training minstens twee,
maar bij voorkeur drie keer per week uit en houdt één dag rust tussen
de trainingen. Na enkele maanden kan de trainingsintensiteit worden
verhoogd tot bijvoorbeeld vier of vijf keer per week.
Warming-up
Het doel van een warming-up is dat het lichaam voorbereid wordt op
een training en het verminderd de kans op blessures. Warm het lichaam
op in twee tot vijf minuten voordat er met een cardio- of krachttraining
begonnen wordt. Doe oefeningen die de hartslag verhogen en de
werkende spieren opwarmen. Voorbeelden van dit soort activiteiten
zijn: vlot lopen, joggen, jumping jacks, touwtje springen en rennen op
de plaats.
Stretchen
Stretchen terwijl spieren warm zijn, is zeer belangrijk na een goede
warming-up en cooling-down. Het vermindert de kans op blessures.
Stretchoefeningen dienen gedurende 15 tot 30 seconden worden
vastgehouden. Voorbeelden van stretchoefeningen zijn:
•
Toe touch (pag. 19 - fig. 16-A)
•
Inner thight stretch (voorbeeld op pag. 19 - fig. 16-B)
•
Hamstring stretch (voorbeeld op pag. 19 - fig. 16-C)
•
Achilles stretch (voorbeeld op pag. 19 - fig. 16-D)
•
Side stretch (voorbeeld op pag. 19 - fig. 16-E)
Cooling-down
Het doel van de cooling-down is het lichaam aan het einde van de
training terug te brengen naar de (bijna) normale ruststand. Een
goede cooling-down vermindert langzaam uw hartslag en bevordert
het herstel.
INTERVAL 20/10
Op het console knippert INTERVAL, druk op de MODE
TOETS en selecteer de 20/10 functie door op de UP toets te drukken.
Op het console knippert 20/10, druk op de START/STOP TOETS om de
20/10 functie te starten.
INTERVAL AANGEPAST
Op het console knippert INTERVAL, druk op
de MODE TOETS en selecteer de CUSTOM functie door op de UP toets
te drukken. Op het console knippert CUSTOM, druk op de START/STOP
TOETS om de CUSTOM functie te starten.
Target
Druk in stand-by op de MODE TOETS, druk op UP om de TARGET
functie te selecteren, het console geeft knipperend TARGET weer (Fig.
16-N t/m 16-T).
TARGET TIME (Fig. 16-O)
Druk op de MODE-toets terwijl in het console
TARGET knippert en schakel vervolgens over naar de functie TARGET
TIME door op SET te drukken. Het console geeft altijd TARGET en het
TIME knippert. Druk op de MODE TOETS om de TIME instelfunctie te
starten.
TARGET DISTANCE (Fig. 16-P)
Druk op de MODE TOETS terwijl in
het console TARGET knippert,en selecteer de functie van TARGET
DISTANCE door op UP te drukken. Het console geeft altijd TARGET
weer, in het venster knippert DISTANCE. Druk op de MODE TOETS om
de functie DISTANCE te starten.
TARGET CALORIES (Fig. 16-Q)
Druk op de MODE TOETS terwijl in het
console TARGET knippert, selecteer de functie van TARGET CALORIES
door op UP te drukken. Het console geeft altijd TARGET weer, in het
venster knippert CALORIES. Druk op de MODE TOETS om de functie
CALORIES te starten.
TARGET STROKES (Fig. 16-R)
Druk op de MODE TOETS terwijl in het
console TARGET knippert, selecteer de functie van TARGET STROKES
door op UP te drukken. Het console geeft altijd TARGET weer, in het
venster knippert STROKES. Druk op de MODE TOETS om de functie
STROKES te starten.
TARGET PULSE (Fig. 16-S)
Druk op de MODE TOETS terwijl in het
console TARGET knippert, selecteer de functie van TARGET PULSE door
op UP te drukken. Het console geeft altijd TARGET weer, in het venster
knippert PULSE. Druk op de MODE TOETS om de functie PULSE te
starten.