Inovys II
2011-11
Pagina 15
NL
2.18 Transport in de auto
L
WAARSCHUWING:
Gevaar voor letsel – Zorg ervoor dat de rolstoel voldoende
vastgemaakt is, om verwonding van de inzittenden tijdens aanrijding of plots
remmen te voorkomen.
L
WAARSCHUWING:
Gevaar voor letsel – Gebruik voor het vastmaken van de
rolstoel en de passagiers NOOIT dezelfde gordel.
Om de rolstoel in de auto te transporteren:
1. Zet de zit in horizontale en de rug in verticale positie.
2. Verwijder voetsteunen, armsteunen en accessoires (bv. hoofdsteun, ...).
3. Berg de voetsteunen, armsteunen en accessoires veilig op.
4. Indien mogelijk, vouw de rolstoel op en verwijder de wielen.
5. Plaats de rolstoel in de bagageruimte met 2 personen.
6. Indien de rolstoel en de passagiersruimte NIET gescheiden zijn, sjor het frame van de
rolstoel goed vast aan het voertuig. U kunt hiervoor gebruik maken van de
veiligheidsgordels die in het voertuig voorhanden zijn.
7. Plaats de patiënt in de voorziene beschikbare autozetel met behulp van de
zitriemsystemen.
2.19 Gebruik van de rolstoel als zit in een motorvoertuig
L
WAARSCHUWING:
De rolstoel heeft de crashtest volgens ISO 7176-19: 2008
doorstaan en is zodanig ontworpen en getest om alleen te worden gebruikt als
een naar voren gerichte zit in een motorvoertuig.
L
WAARSCHUWING:
Gebruik de bekkengordel van de rolstoel niet als riem voor
inzittenden, deze is hiervoor niet geschikt.
De rolstoel is getest met een vierpunts rolstoelvastzetsysteem en een driepunts
veiligheidssysteem voor inzittenden.
Probeer zoveel mogelijk gebruik te maken van de zetel van het voertuig en de rolstoel te
bewaren in de laadruimte.
Procedure om de rolstoel vast te maken aan het voertuig:
1. Controleer of het voertuig is uitgerust met een geschikt rolstoel vastzetsysteem en
een veiligheidssysteem voor inzittenden volgens ISO 10542.
2. Controleer dat de onderdelen van het rolstoel vastzetsysteem en het
veiligheidssysteem voor inzittenden niet versleten, vervuild, beschadigd of gebroken
zijn.
3. Indien uitgerust met een verstelbare zit en/of een kantelbare rug, controleer of de
rolstoelgebruiker zo recht mogelijk zit. Als de toestand van de gebruiker dit niet toe
laat, moet een risicoanalyse worden uitgevoerd om de veiligheid van de gebruiker
tijdens transport te evalueren.
4. Verwijder alle gemonteerde accessoires zoals dienbladen en beademingsapparatuur
en zet ze op een veilige plaats.
5. Positioneer de rolstoel naar voren in de rijrichting, centraal tussen de vastzet rails die
zijn vastgemaakt in de vloer van het voertuig.
6. Zorg ervoor dat de aangegeven zones rond de rolstoelgebruiker niet in aanraking
komt met de stijve onderdelen van het voertuig.