4
INSTALLATION
4.1
Algemene aanwijzingen voor de installatie
4.2
Veiligheid tijdens de installatie
1.
Zorg ervoor dat het installatiepersoneel vakbekwaam en gekwalificeerd is en wordt
voorzien van voldoende aanwijzingen voor het uitvoeren van de werkzaamheden.
2.
Zorg ervoor dat de testbelasting, het testrijden en de inbedrijfstelling juist zijn uitgevoerd.
Controleer of het overdrachtslogboek juist is ingevuld.
3.
Zorg ervoor dat componenten, elektrische aansluitingen en stalen constructies van het
product zijn geïnspecteerd en als vrij van defecten zijn gecertificeerd.
4.
Controleer bij uw leverancier dat u alle relevante documenten voor de aflevering van het
product hebt ontvangen. Controleer of de documenten overeenkomen met het product dat
u hebt ontvangen.
5.
Zorg ervoor dat er gereedschappen en apparatuur beschikbaar zijn voor de installatie, in
overeenstemming met de aankoopovereenkomst. Gebruik de juiste
veiligheidsvoorzieningen om te voorkomen dat bij het werken op hoogte voorwerpen naar
beneden vallen.
6.
Zorg ervoor dat er voldoende tijd is gereserveerd voor installatie en testen.
7.
Voorkom dat onbevoegde personen en omstanders op of onder de werkplek lopen. Er
kunnen componenten of gereedschappen vallen, wat tot letsel kan leiden. Zorg ervoor dat
de afgezette zone ruim genoeg is, om letsel door vallende componenten of
gereedschappen te voorkomen.
8.
Zorg ervoor dat het niet mogelijk is dat personeel of lichaamsdelen bekneld raken of
worden verbrijzeld of samengedrukt door bewegende machinerie:
• Zet het gebied af zodat het installatiepersoneel geen risico loopt door de bewegingen
van machines, automatische luiken of aangrenzende kranen op de installatielocatie.
• Zorg ervoor dat machinerie en apparatuur tijdens installatie- en
onderhoudswerkzaamheden niet per ongeluk kunnen starten of bewegen.
• Houd voldoende ruimte op de werkplek, om risico's te beperken.
• Scherm bewegende delen voldoende af om beknelling te voorkomen.
• Overbrug nooit enige veiligheidsvoorzieningen.
• Wees erop voorbereid dat de apparatuur zich tijdens het testen in de verkeerde richting
kan verplaatsen.
9.
Controleer of de voedingsspanning en -frequentie overeenstemmen met de specificaties
van de apparatuur. Controleer of de geïnstalleerde stroomrails geschikt zijn voor de
apparatuur.
10. Zorg ervoor dat alle veiligheidsvoorzieningen zijn hersteld naar hun volledig operationele
status, voordat u toestaat om de apparatuur voor normale bediening te gebruiken.
Veiligheidsvoorzieningen kunnen voor testdoeleinden zijn overbrugd. Overbrug nooit
veiligheidsvoorzieningen bij normale werking.
11. Zorg ervoor dat de voor de apparatuur gereserveerde werkomgeving en -ruimte geschikt is
voor alle functies van het product.
12. Controleer onmiddellijk na de installatie en vóór de inbedrijfstelling of de geleverde
onderdelen in overeenstemming zijn met de tekeningen, aanwijzingen, onderdelenlijsten
en structurele afmetingen. Bespreek afwijkingen onmiddellijk met de leverancier.
GEBRUIKERSHANDLEIDING
Dit document en de daarin vervatte informatie vormt het exclusieve eigendom van Verlinde S.A.S. en vertegenwoordigt
een niet openbaar, vertrouwelijk en gepatenteerd handelsgeheim dat niet mag worden vermenigvuldigd, onthuld aan
derden, gewijzigd, of anderszins op enigerlei wijze mag worden toegepast zonder de uitdrukkelijke schriftelijke
toestemming van Verlinde S.A.S. Copyright 2020 © Verlinde S.A.S. Alle rechten voorbehouden.
4/2020