5 Installatie
172
Installatiehandleiding 0020230738 0020230756_00
–
Aanbevolen aanhaalmoment:
≤
1,9 Nm
5.
Beveilig de kabel met de PG-schroefverbinding.
–
Aanbevolen aanhaalmoment:
≤
6,0 Nm
6.
Steek de draaiknop
(4)
op de instelregelaar.
5.6
Energiemanager installeren
De energiemanager mag overeenkomstig zijn indeling in de
overspanningscategorie III uitsluitend in de onderverdeling
resp. stroomcircuitverdeling aan verbruikerszijde achter de
energiemeter van het energiebedrijf worden aangesloten.
De energiemanager mag alleen in vergunde behuizingen of
elektrische verdelers worden geïnstalleerd, zodat de aanslui-
tingen voor de buiten- en de nulleider zich achter een afdek-
king of een contactbeveiliging bevinden.
De energiemanager wordt via de buitendraad L1 van stroom
voorzien. Minstens vier buitendraden L1 en de nulleider
moeten worden aangesloten zodat het toestel inschakelt.
De zekering mag niet meer dan 32 A bedragen. Gebruik
externe stroomomvormers voor hogere stromen.
De energiemanager moet met leidingen van een doorsnede
van min. 10 mm
²
worden aangesloten, waarvan de lengte
niet meer dan 1 m mag bedragen.
De energiemanager moet door de eindgebruiker met een
vrij toegankelijke tellerzekering of een extra uitschakelaar
spanningsvrij schakelbaar zijn.
Schakel de elektrische verdeler vóór installatie- en onder-
houdswerkzaamheden spanningsvrij en beveilig deze tegen
het per ongeluk opnieuw inschakelen.
Als u een netwerkkabel permanent wilt plaatsen, neem dan
de voorgeschreven minimumafstanden tussen de netwerkka-
bel en netspanningsvoerende installatiecomponenten in acht
of gebruik geschikte isolaties.
▶
Monteer de energiemanager op de DIN-rail in de scha-
kelkast in de buurt van de te meten aansluitingen.
5.6.1
Energiemanager voor directe meting
aansluiten
L1
L1
L2
L2
L3
L3
L1
L1
L2
L2
L3
L3
N
L1
Reset
OUT
L2 L3
IN
L1 L2 L3 N
L1 L2 L3
L1 L2 L3 N
2
3
4
5
1
6
1
Verbruiker
2
Energiemanager
3
Uitschakelaar
4
Energieteller van het
energiebedrijf
5
Tellerzekeringen 3 x
63 A
6
Openbaar stroomnet
230 V/400 V
1.
Sluit de draad zoals in het bedradingsschema weerge-
geven aan de energiemanager aan.
–
Bij een driefasig stroomnet de buitendraden L1, L2
en L3 en de nulleider N aansluiten.
–
Bij een éénfasig stroomnet de buitendraad L1 en de
nulleider N aansluiten.
2.
Neem het toegestane aanhaalmoment voor de schroef-
klemmen in acht.
–
Aanhaalmoment voor schroefklemmen: 2,0 Nm
5.6.2
Energiemanager voor indirecte meting
aansluiten
Voorwaarden
: Hogere stromen dan 63 A voorhanden
▶
Plaats de externe stroomomvormer (doorsteek- of klap-
stroomomvormer).
▶
Sluit de energiemanager voor indirecte meting aan, zie
meegeleverde installatiehandleiding energiemanager
van B-control of downloadbereik op de website www.b-
control.com.