INSTRUCTION MANUAL - PROFESSIONAL MIXER - USB 7100
Eigenschappen:
* 4 Stereokanalen
* Geavanceerde art-cuesectie
* 3 Omschakelbare phono/line-ingangen, 5 line-ingangen en 2 microfooningangen
* 3-bands EQ (LAAG MIDDEN HOOG) voor elk kanaal
* Talk-over
* Master-, booth- en opnameuitgangen
* Digitale sampler met 5 geheugenbanken
* Batterijbackup voor opslag samples
Aansluitingen:
1. Alvorens het netsnoer aan te sluiten, dient u te controleren of de SPANNINGSSELECTIESCHAKELAAR (53) op de juiste spanning is ingesteld.
OPMERKING: Dit product is dubbel geïsoleerd en mag niet worden geaard.
2. Controleer of de AAN/UIT-SCHAKELAAR (47) in de uit-positie staat. De AAN/UIT-LED (48) zal niet branden.
3. De USB 7100 wordt geleverd met 3 jack-sets voor de versterkersuitgang. De HOOFDUITGANGSJACKS (55) zijn niet gebalanceerd en worden gebruikt voor het aansluiten van de hoofdver-
sterker. Met de REC-UITGANGSJACKS (56) kunt u een extra versterker aansluiten.
4. Op de MIC 1-ingang (1, op het voorpaneel) kunt u 1/4"- of XLR-connectors aansluiten. Op de MIC 2-ingang (69, op het achterpaneel) kunt u 1/4"-connectors aansluiten. Op alle ingangen
kunnen zowel gebalanceerde als niet-gebalanceerde microfoons worden aangesloten. Op het achterpaneel bevinden zich 3 stereo PHONO/LINE-ingangen (62, 65, 68) en 5 stereo LINE-
ingangen (58, 59, 60, 63, 66). Met de PHONO/LINE-SCHAKELAAR (62) kunt u de ingang (61) op PHONO/LINE instellen. Met de PHONO/LINE-SCHAKELAAR (65) kunt u de ingang (65)
op PHONO/LINE instellen. Met de PHONO/LINE-SCHAKELAAR (68) kunt u de ingang (67) op PHONO/LINE instellen. De PHONO-ingangen zijn alleen geschikt voor draaitafels met een
magnetische cassette. Op het achterpaneel bevindt zich een AARDINGSSCHROEF (70) waarmee u de draaitafels kunt aarden. Op de stereo Line-ingangen kan Line-apparatuur worden
aangesloten, zoals cd-spelers, enzovoort.
5. Hoofdtelefoons kunnen worden aangesloten op de HOOFDTELEFOONJACK (52) op het voorpaneel. Op het voorpaneel van de USB 7100 bevindt zich een BNC-LICHTJACK (46). Deze jack
kan worden gebruikt voor klemkikkers.
Gebruik van de aardingsschakelaar:
Afhankelijk van de systeemconfiguratie, kunt u een rustiger signaalpad creëren door de apparatuur te aarden. Soms kan het opheffen van de aarding aardingslussen en brommen voorkomen
en een rustiger signaalpad creëren.
1. Schakel de mixer in en luister naar het systeem in idle-modus (dat wil zeggen zonder signaal) terwijl de aarding is ingeschakeld (de AARDEOPHEFFINGSSCHAKELAAR (70) staat op de
linkerpositie).
2. Schakel de apparatuur uit en beweeg de AARDEOPHEFFINGSSCHAKELAAR (70). Hef de aarding op door de AARDEOPHEFFINGSSCHAKELAAR naar rechts te bewegen. Schakel de appa-
ratuur weer in en ga na in welke positie achtergrondruis en gebrom verdwijnen. Laat de AARDEOPHEFFINGSSCHAKELAAR op de aardingspositie staan als het ruisniveau in beide posities
gelijk blijft.
WAARSCHUWING: HEF NOOIT DE WISSELSPANNINGSAARDING VAN DE POWER MIXER OP. OPHEFFING VAN DE WISSELSPANNINGSAARDING KAN GEVAARLIJK ZIJN.
Bediening:
1. INSCHAKELEN: Nadat u alle apparatuur op de mixer heeft aangesloten, drukt u op de AAN/UIT-SCHAKELAAR (47). De mixer wordt ingeschakeld en de AAN/UIT-LED (48) zal ROOD oplich-
ten.
2. KANAAL 1: Met de schakelaar (17) kunt u de PHONO 1/LINE 1-ingang (67) of de LINE 2-ingang (66) selecteren. Met de INGANGSGEVOELIGHEID (7) en de KANAALSCHUIF (12) regelt u
het ingangsniveau van dit kanaal. Met EQ CUT (9, 0, 10) kunt u het geluid instellen.
3. KANAAL 2: Met de schakelaar (17) kunt u de PHONO 2/LINE 3-ingang (64) of de LINE 4-ingang (63) selecteren. Met de INGANGSGEVOELIGHEID (13) en de KANAALSCHUIF (18) regelt
u het ingangsniveau van dit kanaal. Met EQ CUT (14, 15, 16) kunt u het geluid instellen.
4. KANAAL 3: Met de schakelaar (23) kunt u de PHONO 3/LINE 5-ingang (61) of de LINE 6-ingang (60) selecteren. Met de INGANGSGEVOELIGHEID (19) en de KANAALSCHUIF (24) regelt
u het ingangsniveau van dit kanaal. Met EQ CUT (20, 21, 22) kunt u het geluid instellen.
5. KANAAL 4: Met de schakelaar (29) kunt u de LINE 7-ingang (59) of de LINE 8-ingang (58) selecteren. Met de INGANGSGEVOELIGHEID (25) en de KANAALSCHUIF (30) regelt u het
ingangsniveau van dit kanaal. Met EQ CUT (26, 27, 28) kunt u het geluid instellen.
6. CROSSFADER-SECTIE: Met de CROSSFADER (32) kunt u verschillende bronnen met elkaar mixen. De USB 7100 beschikt over een toewijsbare crossfader. Met de TOEWIJZINGSSCHAKE-
LAARS (31, 33) kunt u bepalen welk kanaal aan welke kant van de crossfader wordt afgespeeld. De TOEWIJZINGSSCHAKELAAR (31) heeft 5 instellingen (uit, 1, 2, 3 of 4), waarmee u
kunt aangeven welke kanalen aan de rechterkant van de crossfader moeten worden afgespeeld. Als de TOEWIJZINGSSCHAKELAAR in de uit-positie staat, dan is de linker-/rechterkant van
de crossfader niet actief. De CROSSFADER (32) kan eventueel eenvoudig worden vervangen.
7. SECTIE VOOR UITGANGSREGELING: Het niveau van de HOOFDUITGANG (55) wordt geregeld met de MASTER-SCHUIF (38). Als u de MONO-KNOP (37) activeert (de mono-LED zal gaan
branden), worden de uitgangen mono. Met de BOOTH-REGELING (49) regelt u het niveau van de BOOTH-UITGANG (56). TIP: Sommige DJ's gebruiken de BOOTH-UITGANG voor monitor-
speakers in hun DJ-booth. U kunt de uitgang tevens gebruiken als tweede ZONE- of AMP-UITGANG. OPMERKING: De REC-UITGANG (57) heeft geen niveauregeling. Het niveau wordt
ingesteld met de ingangsgevoeligheid of kanaalschuiven van het geselecteerde kanaal.
8. TALK-OVERSECTIE: Met de talk-oversectie kunt u de afgespeelde muziek muten, zodat de microfoon hoorbaar wordt. Met de MIC/TALK-OVERSCHAKELAAR (6) regelt u MIC 1 en MIC 2.
Deze schakelaar heeft drie instellingen. Als de MIC/TALK-OVERSCHAKELAAR (6) op de onderste positie staat, dan zijn MIC 1, MIC 2 en talk-over uitgeschakeld. Als de MIC/TALK-OVER-
SCHAKELAAR (6) in de middenpositie staat, dan worden MIC 1 en 2 ingeschakeld en talk-over uitgeschakeld. Als de MIC/TALK-OVERSCHAKELAAR (6) op de bovenste positie staat, dan
worden MIC 1, MIC 2 en talk-over ingeschakeld (de microfooningangen worden met 16dB verlaagd). Met de TREBLE- (4) en BASREGELING (5) kunt u de toon van MIC 1 en MIC 2 rege-
len. MIC 1-NIVEAU (1) regelt het niveau van MIC 1. MIC 2-NIVEAU (2) regelt het niveau van MIC 2.
9. CUE-SECTIE: Als u een hoofdtelefoonset op de HOOFDTELEFOONJACK (52) aansluit, kunt u alle kanalen monitoren. Druk op de CUE-/SAMPLETOEWIJZINGSKNOPPEN (35) voor de kana-
len 1-4 om de te monitoren kanalen te selecteren. De respectievelijke LED-indicators zullen rood oplichten. U kunt de CUE-/SAMPLETOEWIJZINGSKNOPPEN (34, 35) ook indrukken om
samples toe te voegen (zie 'Samplerbediening' voor meer informatie). Druk op de CUE-SAMPLER (39) om de samples te monitoren. Met de CUE-NIVEAUREGELING (51) kunt u het cue-
volume instellen zonder de hele mix te beïnvloeden. Als u de CUE PGM PAM-REGELING (50) naar links beweegt, kunt u het toegewezen cue-signaal monitoren. Als u de regeling naar
rechts beweegt, monitort u de PGM- of programmauitgang.
10. SCHERM: Het scherm (36) geeft de niveaus links en rechts op de MASTER-UITGANG weer.
Samplerbediening:
1. ALGEMENE INFORMATIE: De USB 7100-sampler beschikt over dynamisch RAM-geheugen en een 16-bits microprocessoraansturing. De grote bandbreedte zorgt voor een realistische
geluidsweergave.
2. GEHEUGENINFORMATIE: De USB 7100 is voorzien van vijf GEHEUGENBANKEN (44). De twee banken 2&2 hebben een lengte van twee seconden, de twee banken 4&4 hebben een leng-
te van vier seconden en bank 12 heeft een lengte van 12 seconden. Deze banken zijn gescheiden en kunnen niet aan elkaar worden gekoppeld. U kunt in elke bank een andere sample
opslaan. De samples moeten echter apart worden opgenomen en er kan slechts één sample tegelijkertijd worden afgespeeld.
SAMPLEOPNAME:
1. Zet de MODUSSELECTIESCHAKELAAR (43) in de SCHRIJFPOSITIE.
Selecteer de te samplen bron door de betreffende CUE-/SAMPLETOEWIJZINGSKNOP (34, 35) in te drukken. Selecteer de geheugenbank waarin u wilt opnemen door de betreffende GEHEU-
GENBANKKNOP (44) in te drukken.
2. De USB 7100 is voorzien van een SAMPLERTOONHOOGTEREGELING (41). Om een perfecte sample te krijgen, stelt u de regeling in op de middenpositie en neemt u vervolgens de sample
op. Tijdens het afspelen kunt u de toonhoogte van de afgespeelde sample met de regeling verhogen of verlagen. Op de middenpositie wordt de sample op normale toonhoogte afgespeeld.
HINT: Bij het opnemen van samples kunt u de TOONHOOGTEREGELING (41) op elke gewenste positie zetten. Deze positie zal vervolgens als de 'normale' positie worden geïnterpreteerd.
Als u bij het opnemen van een sample de TOONHOOGTEREGELING (41) op de minimumpositie zet (die vanaf dat moment de normale toonhoogte aangeeft), dan kunt u de afspeelsnelheid
verdubbelen door de toonhoogte op de maximumpositie te zetten. Als u een sample op de maximumpositie opneemt en de regeling vervolgens op de minimumpositie zet, gebeurt precies
het tegenovergestelde.
12
Copyright U.S. Blaster Europe BV © - Delft - Netherlands
NL