61
Specifieke veiligheidsvoorschriften voor het zagen met geïntegreerde
pendelbeschermkap
• Controleer vóór het gebruik of de onderste beschermkap correct sluit. Zet de zaag niet aan wanneer de
onderste beschermkap niet ongehinderd kan bewegen en zich niet direct sluit. De onderste bescherm-
kap mag nooit in open toestand geblokkeerd of vergrendeld worden. Als de zaag per ongeluk op de
grond valt, kan de onderste beschermkap verbuigen. Open de beschermkap met de hendel en zorg
ervoor dat de kap zich vrij kan bewegen en bij alle zaaghoeken en zaagdieptes niet het zaagblad of
andere delen kan raken.
• Controleer de veer van de onderste beschermkap op correcte werking. Als de beschermkap resp. de
veer niet correct werken moet dit voor gebruik worden gerepareerd. De beweging van de onderste
beschermkap kan door kleverig vuil of zaagselopeenhopingen worden gehinderd.
• De onderste beschermkap dient uitsluitend bij bepaalde zaagsnedes met de hand teruggetrokken te
worden, bijv. bij het invalzagen of zagen onder een hoek. Open de beschermkap met de hendel. Zodra
het zaagblad in het materiaal ingrijpt, moet de beschermkap weer losgelaten worden. Bij alle overige
zaagwerkzaamheden moet de onderste beschermkap automatisch werken.
• Zorg er altijd voor dat de onderste beschermkap het zaagblad afdekt voordat u de zaag op de werkbank
of op de vloer legt. Een onbeveiligd zaagblad kan door de traagheidskrachten verder draaien en kan
zich achteruit verplaatsten en een gevaar vormen voor de omgeving. Neem na het loslaten van de
schakelaar de vereiste tijd tot het zaagblad volledig tot stilstand is gekomen.
g) Overige gevaren
Dit apparaat voldoet aan de erkende regels van de techniek en de toepasselijke veiligheidsbepalingen.
Toch kan tijdens het gebruik
- levensgevaar voor de gebruiker of andere personen ontstaan,
- het apparaat beschadigen,
- schade aan andere objecten ontstaan.