WAARSCHUWINGEN:
1. Draag altijd beschermende uitrusting, zoals een helm, elleboog- en kniestukken, shirts met lange mouwen en een
lange broek.
2. Draag altijd dichte schoenen met de veters goed vast en in de schoenen gestopt. Rijd NOOIT op blote voeten of met
sandalen aan.
3. Alle bouten, wielen en handgrepen moeten voor en na elk gebruik worden gecontroleerd en aangedraaid.
4. Deze scooter mag alleen worden gebruikt op een droge, vlakke ondergrond. Gebruik de scooter NIET op
oneffen, natte grond of stenen of gravel. Gebruik het product NIET in de schemering of in het donker.
5. Rijd NIET met één hand aan de scooter. Beide handen moeten te ALLEN tijde op de handgrepen worden gehouden.
6. Maak GEEN hele scherpe bochten met de scooter. Laat het lichaamsgewicht NIET op het stuur rusten tijdens het
nemen van een bocht, omdat het stuur verdraaid kan raken en men zo de controle kan verliezen.
7. Rijd NIET met de scooter op een natte of gladde ondergrond; men kan de controle over de scooter verliezen. Vermijd
ondergronden met zand, vuil, gravel of water. Oneffen oppervlakken en natte weersomstandigheden verminderen de
grip en het remvermogen en zicht.
8. Rijd NIET met de scooter op steile hellingen; dit kan een blokkade van de remmen veroorzaken en het product
beschadigen. Vermijd de overmatige snelheid die met het snel heuvelafwaarts rijden gepaard gaat.
9. Om te stoppen of af te remmen, plaatst de gebruiker de voet die wordt gebruikt om af te zetten, op het rempedaal
boven het achterwiel of wordt deze voet op de grond gezet. Overmatig gebruik van de rem genereert hitte, waardoor
het wiel en de rem beschadigd kunnen worden en de rem defect kan raken. Laat de rem en de wielen afkoelen als ze
een tijdje veel gebruikt zijn. Raak de rem NIET aan als deze heet is, omdat dit letsel kan veroorzaken.
10. Alle kinderen en jonge tieners moeten te allen tijde onder toezicht van een volwassene staan tijdens het rijden. De
volwassene die toezicht houdt, moet alle bouten, wielen en handgrepen controleren en bevestigingsmateriaal voor en
na elk gebruik aandraaien. Bovendien moet deze persoon controleren of de gebruiker ALLE geëigende
veiligheidsuitrusting draagt.
11. Alle plaatselijke wet- en regelgeving op het gebied van verkeer en het rijden op scooters moet te allen tijde worden
opgevolgd. Rijd niet op straten en snelwegen, blijf uit de buurt van auto's en voetgangers en respecteer andere
gebruikers op de stoep.
12. Voer GEEN aanpassingen door aan het product.
13. Tijdens de eerste montage en onderhoudsprocedures is toezicht van een volwassene vereist door het risico van
beknelling van vingers. Houd vingers weg bij bewegende delen; anders kan dit tot letsel leiden.
14. Er kan letsel optreden als de hierboven vermelde voorzorgsmaatregelen niet in acht worden genomen of niet worden
opgevolgd.
15. Versleten en/of kapotte onderdelen dienen onmiddellijk te worden vervangen.
Controleer VÓÓR GEBRUIK de remmen en verzeker
dat deze juist werken.
Controleer de handgrepen en waarborg dat deze goed
stevig vastzitten op de stuurstang; controleer ook of
de dubbele klem goed vast zit en geen speling heeft.
Als er ongewenste beweging voelbaar is, draai dan de
bouten opnieuw aan en controleer nogmaals. Zorg
ervoor dat de wielen goed vastzitten maar wel zonder
weerstand kunnen rollen. Hiervoor kunnen de
meegeleverde inbussleutels worden gebruikt.