www.scheppach.com /
+(49)-08223-4002-99 /
+(49)-08223-4002-58
74 | NL
• Controleer voor aanvang van de werkzaamheden,
bij een losgekoppelde stekker, het volgende door
draaien met de hand:
-
zit het werkstuk vast?
- komt het werkstuk met de gereedschapssteun in
aanraking?
•
Begin altijd met een lager toerental en verhoog
deze langzaam.
•
Breng het gereedschap pas tegen het werkstuk als
het de ingestelde draaisnelheid heeft bereikt.
Blokkades verwijderen
Schakel het apparaat uit en trek de stekker eruit.
Reinig het apparaat van stof en spaanders om blok
-
kade te verhelpen.
12. Elektrische aansluiting
De geïnstalleerde elektromotor is bedrijfsklaar aan-
gesloten. De aansluiting voldoet aan de relevante
VDE- en DIN-voorschriften.
De netaansluiting van
de klant en het gebruikte verlengsnoer moeten even-
eens aan deze voorschriften voldoen.
Defecte elektrische aansluitkabel
Bij elektrische aansluitkabels treedt vaak schade aan
de isolatie op.
Mogelijke oorzaken zijn:
• Versleten plekken, als aansluitkabels door venster-
of deuropeningen worden geleid.
• Knikken door een onvakkundige bevestiging of ge-
leiding van de aansluitkabel.
• Snijplekken omdat over de aansluitkabel is gere-
den.
•
Beschadigde isolatie omdat de stekker uit het stop
-
contact is getrokken.
• Scheuren door veroudering van de isolatie.
Dergelijke defecte elektrische aansluitkabels mogen
niet worden gebruikt en zijn levensgevaarlijk als de
isolatie is beschadigd.
Controleer de elektrische aansluitkabels regelmatig
op schade. Let erop dat bij het controleren de aan-
sluitkabel niet op het elektriciteitsnet is aangesloten.
Elektrische aansluitkabels moeten aan de relevante
VDE- en DIN-voorschriften voldoen.
Gebruik uitslui-
tend aansluitkabels met de aanduiding H05VV-F.
Op de aansluitkabel moet de typeaanduiding ver
-
meld staan.
Wisselstroommotor
• De netspanning moet 230 VAC zijn.
• Verlengsnoeren moeten tot een lengte van 25 m
een doorsnede hebben van 1,5 vierkante millime-
ter.
4.
Houd de aandrijfas (19) met de steeksleutel (16)
vast.
5. Draai de opspanplaat (13) met het gemonteerde
werkstuk op de aandrijfas (19).
Gereedschapssteun instellen (afb. 1)
m
LET OP!
Gevaar voor letsel! Let op dat de gereedschaps-
steun goed gefixeerd is en deze tijdens het be
-
drijf niet kan losraken.
Gereedschapssteun fixeren/losmaken
1.
De gereedschapssteun (2) wordt gefixeerd door
de hendel (9) omlaag te drukken.
2. De gereedschapssteun (2) wordt losgemaakt
door de hendel (9) omhoog te drukken.
U kunt de
gereedschapssteun nu verschuiven.
Hoogteverstelling gereedschapssteun
3. Draai de schroef (2a) aan het onderste deel van
de gereedschapssteun (2b) los.
4. Stel de gewenste hoogte in.
5.
Fixeer de gereedschapssteun (2) door het vast
-
draaien van de schroef (2a).
Aanzetten/uitschakelen (afb. 1)
1. Sluit het apparaat aan op de netspanning.
2.
Inschakelen: Om het apparaat in te schakelen,
bedient u de aan/uit-schakelaar (10).
3.
Uitschakelen: Om het apparaat uit te schakelen,
bedient u
de aan/uit-schakelaar (11) nogmaals.
m
LET OP!
Als u het apparaat onbewaakt achterlaat of met
de werkzaamheden gereed bent, koppelt u de
stekker los.
11. Werkinstructies
•
Informeer u uitvoering middels vakliteratuur voor
-
dat u begint met de werkzaamheden.
• Let bij het selecteren van een werkstuk op tak-
ken, knoesten, scheuren of dergelijke.
U kunt de
controle over uw gereedschap verliezen en daar-
door ernstige verwondingen oplopen. Gescheurde
werkstukken kunnen tijdens het draaien barsten. Er
bestaat gevaar voor letsel!
• Snij het werkstuk vóór bewerking zo goed mogelijk
in vorm.
• Neem de maximale lengte van het werkstuk en de
maximale diameter van het werkstuk in acht! Deze
vindt u in de technische gegevens.
•
Het werkstuk moet gecentreerd bevestigd worden,
een niet-rond draaiend werkstuk beïnvloedt de le-
vensduur van de machine.
• Gebruik uitsluitend voor het draaien geschikte ge-
reedschappen.
• Ga nooit in de vliegbaan van het werkstuk staan.