merkt dat de rechtervoorkant van het maaidek omhoog begint te komen, om daarna de
desbetreffende contramoer (6) vast te draaien;
– moer (7) van de linkervoorsteun vast te schroeven totdat u merkt dat die kant van het
maaidek omhoog begint te komen, om daarna contramoer (8) vast te draaien.
Als het niet mogelijk is om het maaidek evenwijdig te krijgen, neem dan contact op met
uw dealer.
D
E REM AFSTELLEN
Het bijstellen dient uitgevoerd te worden met een aan-
getrokken handrem.
Bij modellen met mechanische aandrijving:
Draai de moer (1), waarmee de staaf (2) bevestigd
is, los en draai aan de moer (3) totdat een veerleng-
te (4) van 46 – 48 mm aan de binnenkant van de
sluitringen verkregen is.
Na het bijstellen, dient de moer (1) weer vastge-
draaid te worden.
Bij modellen met hydrostatische aandrijving:
Los en draai aan de moer (5) totdat een veerlengte
(6) van 45 – 47 mm aan de binnenkant van de
sluitringen verkregen is.
Om overbelasting van de rem-
groep te voorkomen dient u bij het bijstellen niet
onder deze waardes te gaan.
D
E RIJKRACHT AFSTELLEN
Bij modellen met mechanische aandrijving:
Als u merkt dat de rijkracht onvoldoende is dan
kunt u de de schroeven (1), waar u bij kunt
komen via het de deksel onder de zitting, bij-
stellen. Als u de schroeven losser draait spant
de veer (2) zich waardoor de doeltreffendheid
van de rijkracht wordt verhoogd; de optimale
lengte voor de veer is 86 mm, gemeten aan de
buitenkant van de windingen.
Na de afstelling schroeft u de contramoer (3) vast.
Als u de veer te strak spant dan kan dit een bruuske inschakeling van de koppeling
teweegbrengen, waardoor de machine kan gaan steigeren.
➤
BELANGRIJK
➤
➤
NEE 34
ONDERHOUD
2
86 mm
1
3
1
2
3
46 - 48
mm
4
45 - 47
mm
6
5