14. Grasopvangbak: dient niet alleen om het gemaaide gras op te vangen maar vormt
bovendien een veiligheidselement omdat het namelijk voorkomt dat eventuele voor-
werpen, die door het mes meegenomen worden, van de machine weg kunnen schie-
ten.
15. Steenbeschermkap of steenbeveiliging: deze wordt in plaats van de grasopvang-
bak gemonteerd en voorkomt dat eventuele voorwerpen die door het mes meegeno-
men worden van de machine weg kunnen schieten.
16. Motor: brengt de beweging naar zowel het mes als de wielaandrijving over; de ken-
merken van de motor staan in een specifiek instructieboekje vermeld.
17. Accu: levert de nodige stroomvoorziening om de motor te kunnen starten; de ken-
merken van de accu staan in een specifiek instructieboekje vermeld.
18. Bestuurdersstoel: dit is de plek waarop de bestuurder plaats moet nemen om met
de machine te kunnen werken; de stoel is uitgerust met een sensor die de aanwezig-
heid van de bestuurder waarneemt met het oog op de werking van de veiligheidsin-
richtingen.
19. Stickers met instructies en veiligheidsvoorschriften: attenderen u op de belang-
rijkste maatregelen die getroffen moeten worden om op een veilige manier met de
machine te kunnen werken; de betekenis ervan wordt in hoofdstuk 1 uitgelegd.
20. Toegangsdeurtje: om de bougie, de benzinekraan en de moer van de motorkap
gemakkelijk te kunnen bereiken.
21. Afzuigrooster: bevordert de luchttoevoer binnen het maaidek en voorkomt het weg-
schieten van eventuele voorwerpen aan de voorkant.
NEE 8
IDENTIFICATIE VAN DE MACHINE EN DE COMPONENTEN
16
18
17
13
12
11
14
19
20
21
15