
93
10. Ingebruikstelling en systeemtest
Nadat de alarminstallatie correct is gemonteerd en alle aansluitwerken succes-
vol werden afgesloten kan met de ingebruikstelling worden verder gegaan. U
gaat hiervoor als volgt te werk:
• Activeer de spanningsbron om de alarminstallatie van bedrijfsspanning te
voorzien.
• Nadat de bedrijfsspannign is ingeschakeld, weerklinkt een korte signaaltoon.
De alarminstallatie heeft nu ca. 90 seconden nodig voor de initialisering. Tij-
dens deze initialisering
knippert
de status-LED „EXIT”
snel
. Na afloop van de
initialiseringsfase
dooft
de status-LED „EXIT”
uit
.
• Zet de „modus-keuzeschakelaar” in de stand „AWAY” (aangezien in deze
schakelstand beide alarmzones worden geactiveerd).
Nu start de vertraging om naar buiten te gaan (ca. 60 seconden). Tijdens de
vertraging om naar buiten te gaan knippert de status-LED „EXIT”
snel
. Na
afloop van de vertraging om naar buiten te gaan weerklinkt een korte signaal-
toon, aansluitend knippert de status-LED „EXIT”
langzaam
.
• De alarminstallatie is nu geactiveerd.
De status-LED „EXIT”
licht permanent
op wanneer in een alarmzone
een sensor heeft geactiveerd (dit geldt als de modus-keuzescha-
kelaar in de stand „HOME” of „AWAY” is gezet). Controleer in dit
geval de correcte aansluiting van de sensoren en of de sensor geac-
tiveerd is. Controleer vb. of vensters en deuren gesloten zijn en zo de
daaraan aangebrachte deur-/venstermelders niet gactiveerd zijn.