Ingebruikname
U kunt het basisstation en de buitensensor ook met accu´s gebruiken. Door de
geringe spanning (batterij = 1,5 V, accu = 1,2 V) vermindert echter de gebruiksduur
en het displaycontrast. Omdat accu’s koudegevoelig zijn, vermindert de gebruiks-
duur van de buitensensor in de winter nog verder.
Wij adviseren u daarom zowel het basisstation alsook de buitensensor met hoog-
waardige alkalinebatterijen te gebruiken om een lange en betrouwbare werking
te garanderen.
a) Batterijen in het basisstation plaatsen
• Open het batterijvak (15) aan de achterkant van het weerstation.
• Plaats twee batterijen van het type AAA/Micro en houd rekening met de juiste polariteit
in het basisstation (plus/+ en minus/-). Sluit het batterijvak weer.
• Direct na het plaatsen van de batterijen geeft het basisstation kort alle displaysegmenten
weer en zijn enkele signaalgeluiden te horen. Als er alleen vreemde tekens op de display
verschijnen, druk dan op de verzonken „RESET“-toets (14), bijv. met een tandenstoker.
• Aansluitend zoekt het basisstation naar het radiografisch signaal van de buitensensor,
het ontvangstpictogram (rechts in het midden van de display) knippert. Raak geen toetsen
aan, verplaats het basisstation niet.
Plaats nu batterijen in de buitensensor, zie het volgende hoofdstuk.
b) Batterijen in de buitensensor plaatsen
• Open het batterijvak (20) aan de achterkant van de buitensensor.
• Leg twee batterijen van het type AAA/micro met de juiste polariteit in de buitensensor
(rekening houden met plus/+ en minus/-).
• Direct na het plaatsen van de batterijen geeft het basisstation kort alle displaysegmenten
weer. Als er alleen vreemde tekens op de display verschijnen, druk dan op de verzonken
„RESET“-toets (22), bijv. met een tandenstoker.
• Voor het sluiten van het batterijvak kan met de toets „°C/°F“ (23) de temperatuureenheid
voor de display van de buitensensor worden gekozen.
• Bij elk zendproces van de buitensensor knippert de rode led (17) kort op de voorkant van
de buitensensor (boven de LC-display).
Het basisstation moet nu de buitentemperatuur en luchtvochtigheid buiten weergeven.
• Indien het basisstation ook na 3 minuten geen meetgegevens van de buitensensor weer-
geeft, haal dan de batterijen uit het basisstation en de buitensensor en volg opnieuw de
hierboven beschreven procedure.
Eventueel kan het zoeken naar de zender handmatig worden gestart, zie het hoofdstuk
„Handmatig naar de buitensensor zoeken“.
c) Opstellen en montage
• De buitensensor kan via de opening (21) aan de achterkant met een spijker, een schroef
of een haak aan de wand worden bevestigd. Via een kleine uitklapbare voet (24) is ook de
opstelling op een vlak oppervlak mogelijk.
De buitensensor is geschikt voor gebruik op een beschutte plaats buitenshuis. Hij moet
zodanig worden geplaatst dat hij niet wordt blootgesteld aan direct zonlicht, omdat dit
anders tot een verkeerde temperatuurmeting leidt. Neerslag op de buitensensor leidt
eveneens tot een verkeerde temperatuurmeting, doordat de behuizing afkoelt.
Wij adviseren u daarom de plaats van opstelling zorgvuldig te kiezen, zodat de buitensen-
sor de juiste temperatuur meet.
Gebruik de buitensensor nooit in of onder water, daardoor kan deze onherstelbaar be-
schadigd raken!
• Het basisstation kan eveneens via een opening aan de achterkant (12) aan een spijker,
een schroef of een haak aan de wand worden bevestigd.
Via een uitklapbare voet (16) kan het basisstation op een vlak, stabiel oppervlak worden
opgesteld. Bescherm het oppervlak van kostbare meubels met een geschikte onderleg-
ger tegen krassen.
Handmatig naar de buitensensor zoeken
• Druk zo vaak kort op de toets „IN/OUT“ (9) tot in het midden van de display „OUT“ wordt
weergegeven.
• Houd nu de toets „IN/OUT“ (9) 3 seconden ingedrukt, totdat er een geluidssignaal afgaat.
Daarna knippert de weergave voor de temperatuur/luchtvochtigheid en het ontvangstpic-
togram (rechts in het midden van de display). Het basisstation zoekt tijdens de volgende
3 minuten naar de buitensensor.
• Druk tijdens het zoeken geen toetsen in.
• Verklein bij ontvangstproblemen eventueel de afstand tussen buitensensor en basissta-
tion of kies een andere opstelplaats.
Temperatuureenheid °C/°F omschakelen
• Druk op het basisstation kort op de toets „
F
°C/°F“ (11), om tussen de temperatuureenheid
°C (graden Celsius) en °F (graden Fahrenheit) om te schakelen.
• Als de temperatuureenheid in de display van de buitensensor moet worden omgescha-
keld opent u het batterijvak van de buitensensor. Druk aansluitend op zich daar bevin-
dende toets „°C/°F“ (23). Sluit het batterijvak weer.
Gegevens van de binnen-/buitensensor weergeven
Op het basisstation kunt u door het drukken op de toets „IN/OUT“ (9) tussen de volgende
displayweergaven:
• Binnentemperatuur/binnenluchtvochtigheid (in het midden van de display wordt „IN“
weergegeven)
• Buitentemperatuur/buitenluchtvochtigheid (in het midden van de display wordt „OUT“
weergegeven)
• Automatisch wisselende weergave (in het midden van de display wordt tevens het pictogram
„
“ weergegeven)
Bij onderschrijding van het meetbereik (zie hoofdstuk „Technische gegevens“)
verschijnt in plaats van en meetwaarde de weergave „LL“.
Bij overschrijding van het meetbereik (zie hoofdstuk „Technische gegevens“)
verschijnt in plaats van en meetwaarde de weergave „HH“.
Alarmfunctie voor temperatuur/luchtvochtigheid
Het basisstation biedt de mogelijkheid, om bij over- en/of onderschrijden van een grens-
waarde van de temperatuur of luchtvochtigheid een alarmsignaal te laten afgaan (geschei-
den instelbaar voor binnentemperatuur/luchtvochtigheid binnen resp. buitentemperatuur/
luchtvochtigheid buiten).
a) Alarmfunctie in-/uitschakelen
• Kies vervolgens door het meerdere keren kort indrukken van de toets „IN/OUT/“ (9) de
binnensensor (weergave „IN“ in het midden van de display) of de buitensensor (aandui-
ding „OUT“) uit.
Het pictogram „
“ voor de automatische displaywissel mag niet worden weer-
gegeven; anders kan de alarmfunctie niet worden in-/uitgeschakeld of ingesteld.
• Druk meerdere keren kort op de toets „ALERT“ (13) om het alarm voor de temperatuur en/
of de luchtvochtigheid in- of uit te schakelen.
Bij ingeschakeld alarm verschijnt telkens het pictogram „ “ in het displaygedeelte van
de temperatuur (6) of luchtvochtigheid (7).
b) Grenswaarden instellen
Het pictogram „
“ voor de automatische displaywissel mag niet worden weer-
gegeven; anders kunnen de grenswaarden niet worden ingesteld.
• Houd de toets „ALERT“ (13) gedurende 3 seconden ingedrukt, totdat er een geluidssig-
naal afgaat. Laat de toets daarna weer los. In de display knippert nu de weergave van de
temperatuur en het pictogram „ “.
• Schakel met de toets „
S
“ (10) of. „
F
°C/°F“ (11) tussen de binnensensor (in het midden van
de display knippert „IN“) of met de buitensensor (in het midden van de display knippert
„OUT“).
De onderstaande instellingen voor de grenswaarden gelden vervolgens voor de
hier gekozen sensor (let op de aanduiding „IN“ resp. „OUT“ linksboven in de dis-
play!).
• Druk kort op de toets „ALERT“ (13), dan knippert de
bovenste
grenswaarde voor de
tem-
peratuur
en het pictogram „ “, stel deze met de toetsen „
S
“ (10) of „
F
°C/°F“ (11) in
(voor snelle verstelling langer ingedrukt houden).
• Druk kort op de toets „ALERT“ (13), dan knippert de
onderste
grenswaarde voor de
tem-
peratuur
en het pictogram „ “, stel deze met de toetsen „
S
“ (10) of „
F
°C/°F“ (11) in
(voor snelle verstelling langer ingedrukt houden).
• Druk kort op de toets „ALERT“ (13), dan knippert de
bovenste
grenswaarde voor de
lucht-
vochtigheid
en het pictogram „ “, stel deze met de toetsen „
S
“ (10) of „
F
°C/°F“ (11) in
(voor snelle verstelling langer ingedrukt houden).
• Druk kort op de toets „ALERT“ (13), dan knippert de
onderste
grenswaarde voor de
lucht-
vochtigheid
en het pictogram „ “, stel deze met de toetsen „
S
“ (10) of „
F
°C/°F“ (11) in
(voor snelle verstelling langer ingedrukt houden).
• Druk kort op de toets „ALERT“ (13), de instelmodus wordt verlaten.
De instelmodus wordt automatisch verlaten als gedurende 15 seconden geen
toets wordt ingedrukt.
c) Alarmsignaal beëindigen
• Als de grenswaarde wordt overschreden, geeft het basisstation gedurende 2 minuten
een alarmsignaal. Bovendien knippert het betreffende pictogram „
“ resp. „ “ in de
betreffende weergave van de binnentemperatuur, buitentemperatuur, luchtvochtigheid
binnen of luchtvochtigheid buiten.
• Het alarmsignaal kan eerder worden beëindigd, door op een willekeurige toets te druk-
ken.
Het betreffende pictogram stopt pas met knipperen als de betreffende meetwaar-
de zich weer binnen de ingestelde grenswaarden bevindt.
Comfortindicator
De comfortindicator geeft in een oogopslag de ruimtegesteldheid aan. Aan de hand van de
aanwezige binnentemperatuur en binnenluchtvochtigheid op de opstelplek van het basis-
station wordt berekend hoe de ruimtegesteldheid is:
Optimaal
Heet
Zeer heet
Koud