93
b) Ingebruikneming
• Controleer vóór elk gebruik of er binnen het bereik van de afstandsbediening geen andere modelvoertuigen gebruikt
worden met dezelfde frequentie. Anders verliest u de controle over de op afstand bediende modelvoertuigen! Gebruik
steeds verschillende frequenties.
In de zender en ontvanger van het voertuig moet een kristal met dezelfde frequentie worden ingezet; slechts dan
reageert het voertuig op de zender. Het is daarbij belangrijk dat in de zender een zenderkwarts (meestal met "T" of
"TX" aangeduid) en in de ontvanger in het voertuig een ontvangerkwarts (met "R" of "RX" aangeduid) wordt gebruikt.
• Trek de telescoopantenne van de zender volledig uit. Een korte antenne leidt tot een sterk verminderde reikwijdte.
Gebruik bij het uit- of inschuiven van de telescopische antenne geen geweld.
De antennedraad van de ontvanger in het voertuig moet in het bijgevoegde antennebuisje worden verlegd; het
antennebuisje wordt verticaal in een speciale houder van het voertuig bevestigd. Laat overbodige kabel aan het
bovenste uiteinde van het antennebuisje hangen.
• Snijd de antennedraad van de ontvanger nooit af, wikkel de antennedraad nooit op. Dit vermindert de reikwijdte heel
sterk.
• Richt de telescoopantenne van de zender niet op het voertuig. Dit heeft een beperkte reikwijdte tot gevolg.
• Gebruik uitsluitend rijaccu’s die geschikt zijn voor het voertuig (zie "Technische gegevens"). Bij gebruik met ongeschikte
rijaccu’s bestaat het gevaar voor schade aan het voertuig (rijregelaar, ontvanger, servo’s, motor). Gebruik de
verbrandingsmotor nooit via een adapter, ook niet om het model te testen.
• Schakel bij de ingebruikname altijd eerst de zender in. Pas daarna mag de rijaccu van het voertuig met de rijregelaar
verbonden en het modelvoertuig ingeschakeld worden. Dit kan anders tot onvoorziene reacties van het voertuig
leiden!
Plaats het voertuig voor het aansluiten van de rijaccu op een geschikte ondergrond, zodat de wielen vrij
kunnen draaien.
Controleer de schakelinstelling van de in-/uitschakelaar van de rijregelaar en breng deze in de stand
"OFF" (uitgeschakeld).
Schakel de zender in (indien nog niet gebeurd). Controleer zijn werking (vb. bedrijfsweergave van de
zender).
Sluit alleen een vol geladen rijaccu aan op de rijregelaar. Welke rijaccu voor het voertuig geschikt is, vindt
u in de "Technische gegevens" op het einde van de handleiding.
Houd het voertuig vast, breng de motor nog niet in. Gevaar voor verwondingen! Houd het voertuig nooit
aan de wielen vast!
Zet de rijregelaar nu aan.
• Controleer vóór het gebruik en terwijl het model stilstaat of het zoals verwacht op de commando´s van de afstands-
bediening reageert.
Stel de trimming voor gas/rem op de zender zodanig in, dat zich bij volledig loslaten van de hendel voor het vooruit/
achteruit rijden (gas-/remhendel van de zender) van de motor niet meer draait. Programmeer eventueel de neutrale
stand van de rijregelaar resp. de eindstellingen voor volgas voorwaarts resp. achterwaarts.
Stel tenslotte de trimming voor de besturing in zodat de voorwielen ongeveer recht staan. Een precieze instelling
voor rechtdoor rijden kan later tijdens het rijden gebeuren.
Summary of Contents for 23 73 00
Page 118: ...118 ...
Page 119: ...119 ...