76
11. Rijdregelaar programmeren
Normaal gezien is de rijdregelaar al van in de fabriek correct geprogrammeerd. Met slechts enkele stappen kunt u een
nieuwe programmering doorvoeren, bijv. indien de aandrijving start, hoewel de gashefboom zich in de neutrale stand
bevindt en de trimknop niet ver genoeg kan worden versteld.
Ga als volgt te werk om de programmering aan te passen:
• Stel het voertuig zoals in hoofdstuk 9. g) (zie afb. 4) beschreven zo op, dat de aandrijving vrij kan draaien.
• Als dat nog niet gebeurd is schakelt u de zender in, verbindt u het accupack met de rijdregelaar en schakelt u het
voertuig in.
• Breng de beide trimregelaars ‘ST.TRIM’ en ‘TH.TRIM’ (zie afb. 1, pos. 7 en 8) in de middelstand. Ev. loopt de
aandrijving van het voertuig nu al aan.
• Laat de gashefboom op de zender los, zodat deze zich in de neutrale stand bevindt.
• Druk ongeveer 2 seconden op de setup-toets van de rijregelaar, de groene LED van de rijregelaar knippert.
Tijdens het programmeren is de aandrijving omwille van veiligheidsredenen uitgeschakeld!
• Beweeg de gashefboom op de zender naar de stand volgas om vooruit te rijden (de gashefboom naar de handgreep
trekken) en dan in de volgas-stand achteruit (gashefboom van de greep wegduwen). Ev. kunt u dit meer dan één
keer doen. Belangrijk is, dat de gashefboom telkens tot in zijn eindstand wordt bewogen.
Let op!
Indien u de gashefboom van de zender tijdens het programmeren niet of niet ver genoeg beweegt,
kan het na het afsluiten van het programmeren gebeuren, dat het voertuig al op zeer kleine
bewegingen van de gashefboom van de zender reageert, of oncontroleerbaar wordt. Herhaal
dan de programmeersequentie.
• Laat nu de gashefboom op de zender los, zoadt hij in de neutrale stand staat (niet aanraken/bewegen).
• Druk kort op de setup-toets van de rijregelaar.
Nu lichten de beide LED's (rood + groen) op, om aan te geven, dat de rijregelaar zich in zijn neutrale stand bevindt;
de instellingen zijn opgeslagen, het voertuig reageert weer terug op bevelen van de afstandsbediening.
De groene LED licht op bij vooruit rijden, de rode LED bij achteruit rijden. Dit is belangrijk, als u bijv. een
andere afstandsbedieningszender/-ontvanger wilt gebruiken. Stelt u dan ev. opnieuw de reverse-functie
op de zender correct in.
Indien het voertuig desondanks in de verkeerde richting rijdt (beweging van de gashefboom op de
zender in de juiste richting, de groene LED licht op, maar het voertuig rijdt achteruit), dan ruilt u de
beide aansluitkabels van de motor naar de rijregelaar om.