
BEDIENINGS- EN BESTURINGSINRICHTING 2
NL-7
2.2
BESTURINGSSYSTEEM ____________________________________________________
A. Stuurkantelingshendel
Trek de hendel omhoog om de stuurkolom vrij te
maken en vervolgens te kantelen tot de gewenste
positie is bereikt. Loslaten van de hendel heeft
vergrendeling van de stuurkolom tengevolge.
B. Draaihulpinrichting
Vermindert de draaicirkel van de machine ten
behoeve van werken in besloten gedeelten. Gebruik
de pedalen van de hulpinrichting om nauwe bochten
rond bomen en andere objecten te kunnen maken.
Voor bediening hiervan behoren de pedalen
geleidelijk te worden ingedrukt tot de gewenste
draaicirkel is bereikt. De linkerpedaal (B
1
) is bestemd
voor draaiing naar links en de rechterpedaal (B
2
)
voor draaiing naar rechts.
N.B. Te grote druk op de pedalen kan vergrendeling
van het wiel veroorzaken, met als gevolg dat het gras
wordt opgebroken of gemarkeerd.
C. Snelheidsbegrenzer
Beperkt de voorwaartse snelheid tijdens het maaien
of de bediening van hulpstukken. Om met een lagere
rijsnelheid te werken dient de hendel te worden
gedraaid als afgebeeld (C
1
) zodat contact wordt
gemaakt met de stopschroef op de vloer wanneer de
tractiepedaal (vooruit) wordt ingedrukt. Om met volle
snelheid te rijden dient de hendel in de afgebeelde
stand (C
3
) te worden gezet. De stopschroef (C
2
) kan
op het bereiken van specifieke rijsnelheden worden
ingesteld.
Afb. 2B
D. Tractiepedaal
Druk het boveneind van de pedaal (D
1
) in om vooruit
te rijden. Laat de pedaal los om de tractor langzamer
te laten rijden en stoppen.
Druk het ondereind van de pedaal (D
2
) in om
achteruit te rijden. Laat de pedaal los om de tractor
langzamer te laten rijden en stoppen. De tractor moet
eerst volledig tot stilstand zijn gekomen voordat van
richting wordt veranderd.
E. Alarm
Het geluidsalarm treedt, samen met de
waarschuwingslampjes, in werking om de bestuurder
te attenderen om bedrijfsomstandigheden die
onmiddellijke aandacht vereisen.
F.
Hydrauliekolievuldop/peilstok
Bijvullen tot het groene streepje op de peilstok met
schone hydraulische vloeistof terwijl de machine
koud is. Niet overvullen.
G. Brandstofvuldop
Vul de brandstoftank met nr. 2 dieselolie, minimum
cetaangetal 45. Raadpleeg de motorhandleiding voor
aanvullende brandstofspecificaties.
H. Parkeerrem
Voor inschakeling van de parkeerrem dient de hendel
te worden opgetrokken. Schakel de parkeerrem altijd
in vóór het starten en na het stoppen van de
machine.
I.
Zittingverstelling
De standaard bestuurdersplaats kan in vijf
verschillende standen worden gezet.
Beschrijving
Locatie op zitting
Omhoog/omlaag bediening
linksvoor, onder de
zitting
Rugleuningkantelingsbediening linksvoor, onder de
zitting
Naar voren/achteren regelstang voorkant van de zitting
Lendensteunbediening linkerkant
rugleuning
Armleuningbediening onder
iedere
armleuning
J.
Zijdektransportgrendels
Vergrendelen de dekken in verticale stand tijdens
transport van de tractor. De grendels moeten voor
het neerlaten van de dekken met de hand worden
vrijgezet.
K. Alarmsysteemtestschakelaar
Wordt gebruikt om het alarmsysteem te testen. Om
dit te doen dient de contactsleutel in de AAN-stand
te worden gezet en de schakelaar te worden
ingedrukt. Nu behoort een geluidsalarm te worden
VOORZICHTIG
Verstel de stuurkolom nooit terwijl de tractor in
beweging is. Altijd eerst stoppen en de parkeerrem
aantrekken alvorens dit te doen.
!
Volle snelheid Verminderde snelheid
C
1
C
2
C
3
HR023