100
NL/BE
om te ver
mijden dat hij loskomt
en afrolt! Het is aan te raden om
de werkzaamheden altijd met een
andere persoon uit te voeren.
Schuif de gevulde draad door
de draaddoorvoer
35
(zie afbeel-
ding N).
Leid de draad langs de aanvoerrol
19
en schuif deze daarna in
de gevulde draadhouder
36
(zie afbeelding O).
Zwenk de drukroleenheid
32
in
de richting van de aanvoerrol
19
(zie afbeelding P).
Haak de stelschroef
31
erin
(zie afbeelding P).
Stel de contradruk in met de stel-
schroef
31
. De lasdraad moet vast
tussen drukrol en aanvoerrol
19
in de
voorste groef zitten zonder bekneld
te raken (zie afbeelding P).
Schakel het lasapparaat met de
hoofdschakelaar
12
in (zie afbeel-
ding A).
Duw de toortsknop in
8
.
Nu schuift het draadaanvoersysteem
de lasdraad door het slangenpakket
en de toorts
7
.
Zodra de lasdraad 1 – 2 cm uit de
toortshals
38
steekt, toortsknop
8
opnieuw loslaten (zie afbeelding Q).
Schakel het lasapparaat weer uit.
Schroef het lasmondstuk
16
er weer
in. Let erop dat het lasmondstuk
16
bij de diameter van de gebruikte las-
draad past (zie afbeelding R). Bij de
meegeleverde lasdraad (Ø 0,8 mm)
moet het lasmondstuk
16
met de
markering 0,8 mm worden gebruikt.
Schuif het toortsmondstuk
37
met een
gelijktijdige draaibeweging tegen de
wijzers van de klok in weer op de
toortshals
38
(zie afbeelding S).
WAARSCHUWING
Om het gevaar van een
elektrische schok, een letsel of een
beschadiging te vermijden, trekt u voor
elk onderhoud of werkvoorbereidende
activiteit de stroomstekker uit het stop-
contact.
z
Inbedrijfstelling
z
Apparaat in- en
uitschakelen
Schakel het lasapparaat met de hoofd-
schakelaar
12
in en uit. Wanneer u het
lasapparaat langere tijd niet gebruikt,
trekt u de stroomstekker uit het stopcon-
tact. Alleen dan is het apparaat volledig
zonder stroom.
z
Lassen met gevulde
draad kiezen
Stel eerst de modus "MIG/MAG" in
door de keuzeschakelaar voor de
lasmodus
10
te bedienen.
z
Lasstroom instellen
Met de draairegelaar voor instelling van
de lasstroom
4
op de voorzijde van
het lasapparaat kunnen de gewenste
lasstromen worden ingesteld.
De nodige lasstroom is afhankelijk van
de gebruikte lasdraaddiameter, van
de materiaaldikte en van de gewenste
branddiepte.
z
Draadaanvoer instellen
Om een constante vlamboog te produ-
ceren, kan met de draairegelaar voor
de draadaanvoer
3
een nauwkeurige
instelling voor de draadaanvoer tot
stand worden gebracht. Aanbevolen
wordt om met een instelling in de mid-
denpositie te beginnen en de snelheid
eventueel te verlagen of te verhogen.
Lassen met gevulde draad / Inbedrijfstelling