56
Koudlamineren
1. Steek de netstekker in een goed bereikbaar stopcontact.
Let op:
Controleer of de gespecificeerde spanning van het apparaat
overeenkomt met de spanning van het net
(220-240 V / 50 Hz).
2. Schakel
de
netschakelaar
op de achterkant van het apparaat in.
3. Druk op de
aan-uittoets
op het bedieningspaneel, om het apparaat in te
schakelen. De aandrijfmotor voor de transportwalsen loopt aan.
4. Druk eventueel meermaals op de
insteltoets voor heet-/koudlamineren
en foliedikte
, tot op het bedieningspaneel de COLD-led brandt. Zodra
het apparaat gebruiksklaar is, kleurt de ledstrip blauw.
Let op:
Als u het lamineerapparaat kort ervoor voor heetlamineren
hebt gebruikt, moet u het eerst laten afkoelen. De afkoeltijd
bedraagt tot 30 minuten. Tijdens de afkoelfase knippert de
ledstrip rood.
5. Leg het te lamineren document zo tussen de lamineerfolie, dat aan elke
kant ongeveer 3-5 mm folie uitsteekt.
6. Voer de lamineerfolie met het te lamineren document in de
lamineerinvoer van het apparaat. De gesloten kant van de folie moet het
eerst in het apparaat worden ingevoerd. Het lamineerproces verloopt
automatisch.
Opm.:
Om te voorkomen dat de lamineerfolie plooien vormt, mag
de open kant van de lamineerfolie nooit eerst in de
lamineerinvoer worden ingevoerd.
Opm.:
Als het apparaat 30 minuten niet wordt gebruikt, schakelt het
automatisch uit. Druk op de
aan-uittoets
op het
bedieningspaneel, om het apparaat weer in te schakelen.
7. Als u klaar bent met lamineren, drukt u op de
aan-uittoets
op het
bedieningspaneel, om het apparaat uit te schakelen. Schakel de
netschakelaar
op de achterkant van het apparaat uit. Trek eventueel
ook de stekker uit het stopcontact, zeker als u het apparaat gedurende
een langere periode niet meer zult gebruiken.