5.1 Voedingsspanning
5.1.1 Bedrijfsspanning
Verbind de aansl12 V (2) via een hiervoor
geschikte sterkstroomkabel met de positieve klem
van de autobatterij. Om de nieuw gelegde kabel
tegen een kortsluiting te beveiligen, moet u een
voorzekering in de onmiddellijke omgeving van de
batterij aanbrengen (max. kabellengte naar de bat-
terij = 20 cm). Selecteer de zekeringwaarde en de
kabeldoorsnede volgens het stroomverbruik van alle
apparaten die op de sterkstroomkabel zijn aange-
sloten.
Zo nodig kunt u voor perfectionering van de auto-
installatie nog een hoogwaardige vermogensconden-
sator (b.v. CAP-50HEX van CARPOWER) op de voe-
dingsspanning voor de uitgangsversterker aansluiten.
5.1.2 Massaklem
Verbind de massaklem BATTERY GND (3) via een
hiervoor geschikte sterkstroomkabel met de massa
van de auto of direct met de negatieve klem van de
autobatterij.
Bij gebruik van de carrosserie als massaklem
moet de gekozen plaats een goed elektrisch contact
met de hoofdcarrosserie bezitten (b.v. door vol-
doende aantal laspunten). Eventuele aanwezige lak
op het contactpunt moet volledig worden verwijderd.
5.1.3 Stuurspanning om in te schakelen
De spanningsstabilisator wordt in- en uitgeschakeld
door een stuurspanning van +12 V op de aansluiting
RADIO REMOTE (4). Verbind deze aansluiting met
de 12 V-schakeluitgang van de autoradio (aansluit-
ing voor een motorantenne, eventueel met de motor-
antenne parallel te schakelen).
5.2 Verbindingen met de uitgangsversterker
1) De aansluiting REMOTE (8) levert de schakel-
spanning voor het in- en uitschakelen van de uit-
gangsversterker. Verbind deze aansluiting met
de schakelingang van de uitgangsversterker. Bij
CARPOWER-uitgangsversterkers is deze ingang
aangeduid met REM, RMT of REMOTE.
2) Verbind de aansluiting AMPLIFIER GND (7) via
een hiervoor geschikte sterkstroomkabel met de
massaklem van de uitgangsversterker. Verbind
deze aansluiting nooit met de massa van het
voertuig!
3) Verbind de aanslOUT (6) via een hiervoor
geschikte sterkstroomkabel met de voedings-
spanningsaansluiting van de uitgangsversterker.
Als er een lange kabel nodig is, die in het voer-
tuig b.v. achter de bekleding wordt gelegd, moet
u een zekering in de onmiddellijke omgeving van
de spanningsstabilisator aanbrengen om de
kabel tegen een kortsluiting te beschermen.
6
Ingebruikneming
1) Schakel de autoradio nog niet in, en draai de
regelaar V-ADJUST (13) eerst in de middelste
stand. Zo niet, kan de uitgangsversterker door
een te hoog ingestelde voedingsspanning wor-
den beschadigd.
2) Schakel de autoradio in. De POWER-LED (9) en
de LED V-IN (12) lichten op. Het digitale display
(11) geeft de ingangsspanning op de aansluiting
+12 V (2) aan.
3) Druk met een spits voorwerp eenmaal op de
toets DISPLAY MODE (14), zodat de LED V-OUT
oplicht. Het digitale display geeft nu de gestabili-
seerde voedingsspanning op de aansluiting
+OUT (6) weer.
4) Stel met de regelaar V-ADJUST de gewenste
voedingsspanning in. Let hierbij op de toege-
stane spanning voor de uitgangsversterker.
5) Om het digitale display te wijzigen, drukt u (meer-
dere keren) op de toets DISPLAY MODE. De
LED’s (12) geven de weergavemodus aan:
TEMP De temperatuur van het apparaat wordt
in °C weergegeven.
V-OUT De uitgangsspanning op de aansluiting
+OUT (6) wordt weergegeven.
V-IN
De ingangsspanning op de aansluiting
+12 V (2) wordt weergegeven. Na het
inschakelen is steeds deze modus ge-
activeerd.
7
Beveiligingscircuit
De spanningsstabilisator is met een beveiligings-
circuit uitgerust tegen over- en onderspanning op de
12 V (2) en tegen kortsluiting op de uitgang
+OUT (6). Bij een kortsluiting van de uOUT
(6) tegen massa of de aansluiting AMPLIFIER GND
(7) schakelt het apparaat niet in. Bij een overspanning
(> 18 V) of een onderspanning (< 9 V) op de ingang
knippert de LED PROTECT (10). Als de temperatuur
van het apparaat boven 80 °C stijgt, dan wordt dit
door het digitale display “HI” (high) gesignaleerd.
8
Technische gegevens
Voedingsspanning: . . . . 11 – 16 V
/200 A
Uitgangsspanning: . . . . instelbaar 9,5 – 16 V
toegestaan uitgangs-
versterkervermogen: . . . 1500 W
RMS
, 3000 W
MAX
Omgevings-
temperatuurbereik: . . . . 0 – 40 °C
Afmetingen: . . . . . . . . . . 245
×
60
×
380 mm
Gewicht: . . . . . . . . . . . . 3,7 kg
Wijzigingen voorbehouden.
!
Controleer de volledige bedrading van de
auto-installatie nogmaals op correcte aan-
sluiting, alvorens ze de eerste keer in te scha-
kelen. Sluit pas daarna de negatieve klem van
de autobatterij opnieuw aan.
5.1 Alimentación
5.1.1 Voltaje operativo
Conecte el te12 V (2) mediante un cable de
alta potencia correspondiente al terminal positivo de
la batería del coche. Para proteger el cable recién
puesto contra un cortocircuito, inserte un fusible adi-
cional muy cercano a la batería (longitud máx. del
cable a la batería 20 cm). Seleccione el valor de
fusible y la sección de corte del cable de acuerdo
con el consumo de potencia de todas las unidades
conectadas al cable de alta potencia.
Si es necesario, para perfeccionar el sistema
HiFi para coche, se puede conectar un capacitor de
potencia de alta calidad (p. ej. CAP-50HEX de CAR-
POWER) al voltaje operativo para el amplificador de
potencia.
5.1.2 Conexión de masa
Conecte el terminal de masa BATTERY GND (3)
mediante un cable de alta potencia correspondiente
a la masa del coche o directamente al terminal
negativo de la batería del coche.
Cuando use el chasis como una conexión de
masa, el lugar usado debe tener un buen contacto
eléctrico con el chasis principal (p.ej. mediante un
número suficiente de puntos de soldadura). Debe
eliminarse completamente cualquier lacado en el
punto de contacto.
5.1.3 Voltaje de control para encendido
El estabilizador de voltaje se enciende y se apaga
mediante un voltaje de control de +12 V en el termi-
nal RADIO REMOTE (4). Conecte este terminal a la
salida de control de 12 V de la radio del coche
(conexión para una antena de motor, si es
necesario, para ser conectada en paralelo a la
antena de motor).
5.2 Conexiones hacia el amplificador de
potencia
1) El terminal REMOTE (8) suministra el voltaje de
control para encender y apagar el amplificador
de potencia. Conecte este terminal a la entrada
de control del amplificador de potencia. Para los
amplificadores de potencia de CARPOWER esta
entrada está marcada con REM, RMT, o
REMOTE.
2) Conecte el terminal AMPLIFIER GND (7) mediante
un cable de alta potencia correspondiente al termi-
nal de masa del amplificador de potencia. ¡No
conecte nunca este terminal a la masa del coche!
3) Conecte el teOUT (6) mediante un cable
de alta potencia correspondiente a la conexión
de voltaje de alimentación del amplificador de
potencia.
Si es necesario un cable largo que se
extienda p. ej. por detrás de los revestimientos
del coche, inserte un fusible muy cercano al esta-
bilizador de voltaje para proteger el cable contra
un cortocircuito.
6
Puesta en marcha
1) No encienda aún la radio del coche y apague pri-
mero el control V-ADJUST (13) en la posición
media. De otro modo el amplificador de potencia
podría dañarse debido a un voltaje de alimenta-
ción que ha sido ajustado demasiado alto.
2) Encienda la radio de coche. El LED POWER (9)
y el LED V-IN (12) se ilumina. La pantalla digital
(11) muestra el voltaje de entrada en el terminal
+12 V (2).
3) Con un objeto delgado presione el botón DIS-
PLAY MODE (14) una vez de manera que la pan-
talla V-OUT se ilumine. Ahora la pantalla digital
indica el voltaje de alimentación estabilizado en
el teOUT (6).
4) Con el control V-ADJUST ajuste el voltaje de ali-
mentación deseado. Preste atención al voltaje
admisible para el amplificador de potencia.
5) Para cambiar la pantalla digital, presione el botón
DISPLAY MODE (varias veces). Los LEDs (12)
indican el modo de visualización:
TEMP La temperatura de la unidad se muestra
en °C.
V-OUT Se muestra el voltaje de salida en el ter-
minal +OUT (6).
V-IN
Se muestra el voltaje de entrada en el
te12 V (2). Tras el encendido,
este modo siempre está activado.
7
Circuito protector
El estabilizador de voltaje está equipado con un cir-
cuito protector contra sobrevoltaje y subvoltaje en la
e12 V (2) y contra cortocircuitos en la salida
+OUT (6). En caso de un cortocircuito en la salida
+OUT (6) contra masa o el terminal AMPLIFIER
GND (7) la unidad no se enciende. En caso de so-
brevoltaje (> 18 V) o subvoltaje (< 9 V) en la entrada
el LED PROTECT (10) parpadea. Si la temperatura
de la unidad aumenta a más de 80 °C, la pantalla
digital muestra “HI” (“high” = alto).
8
Características técnicas
Alimentación: . . . . . . . . 11 – 16 V
/200 A
Voltaje de salida: . . . . . . ajustable 9,5 a 16 V
Potencia admisible del
amplificador de potencia: 1500 W
RMS
, 3000 W
MAX
Temperatura ambiente: . 0 – 40 °C
Dimensiones: . . . . . . . . 245
×
60
×
380 mm
Peso: . . . . . . . . . . . . . . . 3,7 kg
Sujeto a modificaciones técnicas.
!
Antes del primer encendido, se recomienda
comprobar el cableado entero del sistema HiFi
para coche una vez más para mayor exactitud
antes de reconectar el terminal negativo de la
batería del coche.
9
NL
B
E
Manual de instrucciones protegido por el copyright de MONACOR
®
INTERNATIONAL GmbH & Co. KG.
Toda reproducción mismo parcial para fines comerciales está prohibida.
Deze gebruiksaanwijzing is door de auteurswet beschermde eigendom van MONACOR
®
INTERNATIONAL
GmbH & Co. KG. Een reproductie – ook gedeeltelijk – voor eigen commerciële doeleinden is verboden.