![ModelCraft 51 77 50 Operating Instructions Manual Download Page 11](http://html1.mh-extra.com/html/modelcraft/51-77-50/51-77-50_operating-instructions-manual_1817350011.webp)
Programmering
b) Governor-modus
Programmeert u de „governor-modus“ in uw vliegregelaar, dan wordt de motor bij het stuursignaal
van de zender „volgas“ het toerental in ca. 23 seconden ononderbroken van 0% tot 80% van het
maximale toerental stijgen. Hiervoor is het nodig dat u vanop de zender een vaste waarde voor
volgas programmeert (max. 80%).
Bij een geactiveerde governor-modus wordt bij belastingswijzigingen en onderschrijding van de
voorgegeven gaswaarden op de zender (gasvoorkeuze/pichcurve) onder de 80% het toerental
bijna constant gehouden.
Ingeval van een hoge belastingswijziging (vb. bij een helikopter wordt de maximale pitch-uitslag
gestuurd) zijn de grenzen van de mogelijke toerentalregeling door de stroomvoercapaciteit van
de accu en het maximale draaimoment van de motor begrensd. Als een van beide mogelijke
parameters wordt overschreden, kan ook de toerentalregeling niet meer voor de volle 100%
functioneren. De functie „governor-modus“ is aangewezen voor helikopters.
De governor-modus 1 is voor motoren met een laag aantal toeren (minder dan 50000 toeren)
geschikt. De governor-modus 2 is voor motoren met een hoog aantal toeren (meer dan 50000
toeren) geschikt.
Het aantal toeren wordt als volgt berekend:
Aantal toeren = (aantal motorpolen) x (motor KV) x (nominale accuspanning)
Voorbeeld: (8-polige motor) x (1040 KV) x (6-cellige Lipo-accu à 3,7 V) = 184704
Op basis van het voorbeeld moet governor-modus 2 worden geprogrammeerd. Het kan
gebeuren dat, ondanks een correcte keuze van modus 1 of 2, aan de hand van de behaalde
berekening, de vliegregelaar toch niet op het vanop de zender geprogrammeerde toerental
opstijgt. In dit geval moet telkens de andere governor-modus worden geprogrammeerd.
Als de governor-modus is geprogrammeerd, wordt onafhankelijk van een vroegere programmering
de motorrem gedeactiveerd en het vermogen van de motor bij het bereiken van de onderspanning
teruggeregeld.
Als u bij het „hoogafstellen“ binnen de 3 eerste seconden vanop de zender van „volgas“ naar
„motor uit“ regelt, dan is voor de volgende motorstart die binnen de volgende 3 seconden gebeurt,
de soft-aanloop uitgeschakeld. Als de hernieuwde start van de motor meer dan 3 seconden van
het laatste stuursignaal „Motor uit“ is verwijderd, dan is de soft-aanloop opnieuw geactiveerd.
Functie 8: motordraairichting
Met deze functie kunt u zonder de kabels tussen toerentalteller en motor om te wisselen,
elektronisch de draairichting van de motor veranderen.
Functie 9: startkarakteristiek
Hier stelt u de startkarakteristiek in als u de stuurhendel op de zender in de richting volgas
beweegt. Hoe hoger de ingestelde waarde, hoe hoger het startdraaimoment van de motor.
De waarden 10% - 20% komen overeen met een zachte aanloop, de waarden 25% tot 35%
komen overeen met een iets hardere aanloop en de waarden 40% tot 50% komen overeen met
een harde aanloop.
Functie 10: gedrag bij onderspanning
Hier kunt u kiezen hoe de vliegregelaar bij een geactiveerde onderspanningsherkenning (zie
functie 3) moet reageren.
Selecteert u „Vermindering“, dan wordt het vermogen van de motor bij het bereiken van de
onderspanningsgrens teruggenomen. Selecteert u „Uitschakeling“, dan wordt de motor bij het
bereiken van de onderspanningsgrens volledig uitgeschakeld.
Signaal
Functie
1x kort
2x kort
3x kort
4x kort
1x lang
1x lang, 1x kort 1x lang, 2x kort 1x lang, 3x kort 1x lang, 4x kort
1x kort
1: Motorrem
uit
zwak
gemiddeld
sterk
2x kort
2: Accutype
NiCd/NiMH
LiPo
LiFe
3x kort
3: Onderspanningsherkenning
2,8 V (0,71 V) 3,0 V (0,74 V) 3,2 V (0,8 V)
uit
4x kort
4: Fabrieksinstelling
Reset
1x lang
5: Motortimming
auto
2°
8°
15°
22°
30°
1x lang, 1x kort
6: SBEC-spanning (uitsluitend bij SBEC-type)
5,0 V
5,5 V
6,0 V
1x lang, 2x kort
7: Governor-modus
uit
softstart 1
softstart 2
governor 1 governor 2
1x lang, 3x kort
8: Motordraairichting
normaal
reverse
1x lang, 4x kort
9: Startkarakteristiek
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
45%
50%
2x lang
10: Gedrag bij onderspanning
vermindering uitschakelen
Geluidssignalen voor de weergave van de actuele instelling van de geselecteerde functie
De programmering kan met behulp van een als accessoire verkrijgbare programmeerkaart of via
het instelmenu van de vliegregelaar worden gewijzigd. De programmeerkaart is niet bij de
levering inbegrepen en dient afzonderlijk te worden besteld.
a) Beschrijving van de instelfuncties van de vliegregelaars
Functie 1: Motorrem:
Als de rem op „uit“ is geprogrammeerd, draait de motor ongeremd uit nadat het gas is
weggenomen. Stel een rem in (zwak, mediumsterk, sterk) en de motor wordt nadat het gas is
weggenomen bijkomend elektronisch geremd. Deze functie wordt aanbevolen voor
scharnierschroeven.
Functie 2: Accutype:
Onafhankelijk van de instelling van het accu-type (NiCd/NiMH, LiPo/LiFe) wordt (een volle accu
is vereist) het aangesloten cellenaantal automatisch bepaald.
Om schadelijke diepontladingen van de accu te vermijden, wordt bij een geprogrammeerde
onderspanningsherkenning passend bij het cellenaantal en het accutype tijdig het vermogen van
de motor verminderd of de motor uitgeschakeld (karakteristiek is programmeerbaar, zie „10:
Gedrag bij onderspanning“).
Als u het accutype „NiCd/NiMH“ selecteert, is de onderspanningsherkenning automatisch op
„0,74V / cel“ gezet. Bij „LiPo“ en „LiFe“ is het 3,0 V / cel.
De onderspanningsherkenning kunt u in het volgende menupunt (3: Onderspanningsherkenning)
definiëren of uitschakelen.
Functie 3: onderspanningsherkenning
In deze functie kunt u de onderspanningsherkenning uitschakelen (aanbevolen bij helikopters)
of de onderspanningsherkenning concreet definiëren. Voor NiCd/NiMH raden wij 0,8 V / cel, voor
LiPo 3,2 V / cel en voor LiFe 3,0 V / cel aan.
Functie 4: fabrieksinstelling
De vliegregelaars kunnen via het instelmenu of de optioneel verkrijgbare programmeerkaart
naar de fabrieksinstellingen worden teruggezet. De volgende waarde worden hierbij ingesteld:
Motorrem uit; batterijtype LiPo; onderspanningsherkenning 3,0 V / cel of 0,74 V / cel bij NiCd/
NiMH-accu’s; motortimming op „auto“; spanning van het BED op 5 V (uitsluitend bij SBEC-types);
governor-modus uit; draairichting normaal; startvermogen 30%; vermogensreductie bij
onderspanningsherkenning.
Functie 5: motortimming
Met deze functie beïnvloedt u de loopeigenschappen van de brushless-motor (vergelijkbaar met
de voorontsteking van een verbrandingsmotor).
De volgende instelmogelijkheden zijn beschikbaar: „auto” (aanbevolen); 2°, 8°, 15° 22° en 30°.
Als u de motortimming verandert, wijzigen zeer veel parameters, ook vb. de stroomwaarden. Let
daarom op dat de specificaties van de motor en vliegregelaar worden nageleefd. Let tijdens het
gebruik ook op de temperatuur van de vermelde onderdelen.
Beschikt u niet over de nodige deskundigheid en passende meetinstrumenten, dan raden wij de
instelling „auto“ aan. In de instelling „auto“ wordt de voor de gebruikte motor optimale instelling
automatisch ingesteld.
Functie 6: SBEC-spanning
In deze functie kunt u voor vliegregelaars met „SBEC“ de uitgangsspanning van het BEC op
5,0 V, 5,5 V of 6,0 V instellen.
Bij vliegregelaars zonder BEC (type „Opto 120 A“) of normale BEC kan deze functie
weliswaar worden geselecteerd, maar programmeringen blijven echter zonder gevolg!
Functie 7: governor-modus
a) Softstart
Programmeert u de „Softstart 1“ zal de motor bij het stuursignaal van de zender „Volgas“ het
toerental in ca. 8 seconden ononderbroken van 0% (afhankelijk van de geprogrammeerde
waarde van het startkarakteristiek) tot 100% doen stijgen. Bij „Softstart 2“ wordt dit „stijgen“ in ca.
18 seconden bereikt.
De functie „Softstart“ is aangewezen als u vb. de motor van een elektrische zeilboot op de zender
via de schakelaar wilt besturen.
Als u na de activering binnen de 3 eerste seconden vanop de zender van „volgas“ opnieuw naar
„motor uit“ regelt, dan is voor de volgende motorstart die binnen de volgende 3 seconden gebeurt,
de soft-aanloop uitgeschakeld. Als de hernieuwde start van de motor meer dan 3 seconden van
het laatste stuursignaal „Motor uit“ is verwijderd, dan is de soft-aanloop opnieuw geactiveerd.