91
6. Koelleidingwerk
6.6. Afwatering bevestigen
Controleer dat het aanvoermechanisme op een normale manier het water
afvoert en dat er geen water uit de verbindingsstukken lekt.
• Controleer bovenstaande als het apparaat de omgeving verwarmt.
• Controleer bovenstaande voordat plafonds in nieuwbouw worden gemonteerd.
1. Verwijder de klep van de watertoevoeropening die zich aan dezelfde kant bevindt
als de leidingen van het binnenapparaat.
2. Vul de waterpomp met een watertank met water. Controleer dat u het uiteinde van
de pomp of tank tijdens het vullen in een afvoerbak steekt. (Als het uiteinde er niet
goed is ingestoken, dan kan er water over de machine stromen.)
3. Voer een test met het apparaat in koelmodus uit of sluit de connector aan op de
ON-zijde van de SWE-schakelaar op de printplaat voor de besturing van de
binnenunit. (De afvoerpomp en de ventilator werken hierdoor zonder
afstandsbediening.) Gebruik een transparante leiding zodat u kunt controleren of
het water wordt afgevoerd.
4. Na de controle annuleert u de testmodus en schakelt u de voeding uit. Als de
connector is aangesloten op de ON-zijde van de SWE-schakelaar, maakt u deze
los en verbindt u deze met de OFF-zijde. Vervolgens brengt u de klep van de
watertoevoeropening in de oorspronkelijke positie aan.
[Fig. 6-6] (P.5)
7. Aanleg van kanalen
• Bevestig canvas kanaalstuk tussen apparaat en kanaal. [Fig. 7-1] (P.6)
• Gebruik niet-brandbare materialen voor kokerdelen.
• Isoleer de invoerkokerflens en de uitlaatkoker helemaal om condens te
voorkomen.
• Zorg ervoor dat u de positie van het luchtfilter zodanig bepaalt dat u erbij kan voor
onderhoud.
• Werkwijze voor ombouwen van de achterinlaat in een onderinlaat. [Fig. 7-2] (P.6)
1. Verwijder de luchtfilter. (Verwijder eerst de bevestigingsschroef.)
2. Verwijder de bodemplaat.
3. Bevestig de onderplaat aan de achterkant van de behuizing. [Fig. 7-3] (P.6)
(De positie van de verbindingslippen op de plaat verschilt van die voor de
achterinlaat.)
4. Plaats het filter aan de onderzijde van het apparaat.
(Let op de correcte oriÎntatie van de filter.) [Fig. 7-4] (P.6)
• Het inlaatkanaal moet ten minste 850 mm lang zijn.
Om de airconditioner en de luchtkoker aan te sluiten voor mogelijke
gelijkschakeling.
• Draag beschermende handschoenen om verwonding door metalen randen te
voorkomen.
• Verbind de kast van de airconditioner met het kanaal, zodat hiertussen geen
statische ladingen kunnen ontstaan.
• Als u de luchtinlaat
A
direct aan de onderzijde van de kast bevestigt, zal dit
leiden tot een aanzienlijk hoger geluidsniveau. De afstand tussen inlaat
A
en
de kast moet daarom zo groot mogelijk zijn.
Wanneer u gebruik wilt maken van de inlaat aan de onderzijde, is extra
voorzichtigheid geboden.
• Gebruik voldoende thermisch isolatiemateriaal om condensvorming op de
kanaalflenzen en kanalen voor de uitlaat te voorkomen.
• De afstand tussen het rooster van de luchtinlaat en de ventilator moet
minimaal 850 mm bedragen.
Als het niet mogelijk is om minimaal 850 mm vrij te laten, moet u een
veiligheidsrooster of -net installeren om te zorgen dat de ventilator niet per
ongeluk kan worden aangeraakt.
• Leg geen signaaldraden onderaan de unit; zo wordt interferentie door
elektrische ruis voorkomen.
connector
SWE
OFF
ON
OFF
ON
SWE
<OFF>
<ON>
A
Steek het uiteinde van de pomp 2 to 4 cm in het apparaat.
B
Verwijder de watertoevoeropening.
C
Ongeveer 2500 cc
D
Water
E
Vulopening
F
Schroef
connector
SWE
OFF
ON
OFF
ON
SWE
<ON>
<OFF>
<A> In het geval ven een inlaat achteraan
<B> In het geval van een inlaat onderaan
A
Koker
B
Luchtinlaat
C
Toegangsdeurtje
D
Canvas koker
E
Plafondoppervlak
F
Luchtuitlaat
G
Laat voldoende afstand om kortsluiting te voorkomen
A
Filter
B
Bodemplaat
C
Spijker voor bodeminlaat
D
Spijker voor achterinlaat
Wanneer de plaat achteraan
wordt bevestigd, steekt deze
boven het achterpaneel uit.
Buig de plaat om langs de
insnijding wanneer er boven de
unit niet voldoende ruimte
overblijft.
Voorzichtig:
KJ79H016H01.book 91 ページ 2017年2月21日 火曜日 午後5時45分