MicroPower LION 9, User Manual

Page: 116 / 185

Opladen
WAARSCHUWING
Schakel in geval van gevaar de netspanning uit
door de stekker uit het stopcontact te trekken.
Een oplaadcyclus starten
1. Controleer de bedrading en de contacten om
er zeker van te zijn dat er geen zichtbare
schade aanwezig is.
2. Controleer of de accu op de oplader is
aangesloten.
3. Sluit het netsnoer aan.
• De accu zal detecteren wanneer de
oplader is aangesloten op het lichtnet, en
het opladen begint wanneer de accu
laadstroom van de oplader opneemt.
• De gele LED brandt. De oplaadtijd is
afhankelijk van het type accu en de mate
van ontlading.
• De groene LED brandt wanneer de accu
volledig is opgeladen. De acculader
schakelt over op onderhoudsladen.
N.B.
De groene LED gaat niet direct branden als er
een volledig opgeladen accu is aangesloten.
Deze tijd kan variëren tussen 0 en 2 uur.
Een oplaadcyclus stoppen
Schakel de acculader uit door het netsnoer los te
koppelen.
Onderhoud en fouten
opsporen
De onderstaande controles worden aanbevolen
tijdens het opsporen van fouten en onderhoud.
WAARSCHUWING
Hoogspanning!
Alleen gekwalificeerd personeel mag dit product
installeren, gebruiken, onderhouden en
repareren.
Koppel de accu en de voeding los voordat u
demontage-, onderhouds- of
servicewerkzaamheden uitvoert.
WAARSCHUWING
Hoge spanning!
Als het duidelijk is dat de accu-oplader, kabels of
aansluitingen beschadigd zijn, moet de
netvoeding wordt uitgeschakeld cq. de stekker uit
het stopcontact worden getrokken. Raak de
beschadigde delen niet aan.
Raak de ongeïsoleerde accupolen, aansluitingen
of andere onder spanning staande delen niet aan.
Neem contact op met een servicemonteur.
Stop vanwege veiligheid
Het opladen wordt beëindigd wanneer:
• Spanning en stroom overschrijden de
maximum ingestelde waarde.
•
De accu losgekoppeld wordt zonder dat de
accu-oplader is gestopt.
Het opladen wordt tijdelijk gestopt of verlaagd
wanneer:
• De temperatuur van de accu-oplader de
grenzen van de oplader overschrijden.
Controleren fout meldingen
Als de ingebouwde zelf test functie van de
batterijlader een fout ontdekt, wordt dit
aangetoond via de LED’s. Noteer svp alle fouten
en zend voor geauthoriseerd service personeel.
Controles
1. Controleer de kabels en aansluitingen op
schade.
2. Controleer of de accu vrij is van fouten, in
goede staat is en van het juiste type is voor de
accu-oplader.
3. Controleer of de accu goed is aangesloten en
of de accuzekering, indien aanwezig, niet
kapot is.
4. Controleer of de hoofdspanning correct is en
of er geen kapotte zekeringen zijn.
Technische gegevens
Operationele omgevingstemperatuur
(1)
: −25 t/m
50 °C (−13 t/m 122 °F)
Opslagtemperatuur: −40 t/m 85 °C (−40 t/m
185 °F)
Netspanning: Zie gegevenslabel
(2)
.
NEDERLANDS
116