56
ń
camera, dan wordt in het LC-display van de flitser korte tijd de mate van
onderbelichting in diafragmastops van – 0,3 tot – 3,0 in stappen van een
derde stop aangegeven.
In het grensgeval, als de flitser geen OK-aanduiding toont, c.q. als het flits-
symbool in de zoeker van de camera knippert, de belichting echter nog cor-
rect is, verschijnt er geen aanduiding in het LC-display van de flitser!
Om een aanduiding van te krappe belichting te krijgen, moet op de
flitser de functie TTL, c.q. een moderne variant op de TTL-flitsfunctie
(bijv. 3D-TTL, D-TTL, D-TTL-3D, i-TTL, i-TTL-BL enz.) ingesteld staan.
4.7 Flitsen met handinstelling (manual)
De camera moet in de functie tijdautomatiek ‘A’, c.q. in de manual functie
‘M’ of ‘X’ gezet worden. Diafragma en belichtingstijd (bij ‘M’) moeten op de
camera, in overeenstemming met de betreffende opnamesituatie worden ge-
kozen (zie de gebruiksaanwijzing van de camera).
4.7.1 Manual flitsfunctie M met vol vermogen
In deze functie wordt door de flitser steeds een niet-geregelde flits met vol
vermogen afgegeven. De aanpassing aan de opnamesituatie vindt plaats
door het instellen van een diafragmawaarde op de camera. Met camera’s uit
groep C, D en E wordt in het LC-display van de flitser de afstand van flitser
tot onderwerp aangegeven, die voor een correcte flitsbelichting moet worden
aangehouden (zie ook 5.4.2).
Het instellen van de manual flitsfunctie M
•
Schakel de flitser via zijn hoofdschakelaar in.
•
Druk zo vaak op de toets ‘Mode’, dat in het LC-display ‘M’ knippert.
•
De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 s. schakelt het
LC–display weer naar de normale weergave terug.
4.7.2 Flitsen met handinstelling MLo met deelvermogen
In deze functie geeft de flitser steeds een niet-geregelde flits af met 1/8 (Low)
van zijn volle vermogen. De aanpassing aan de opnamesituatie moet, bijv.
door het instellen van de diafragmawaarde op de camera, worden gekozen.
☞
In het LC-display van de flitser wordt de afstand van flitser tot onderwerp
aangegeven zoals die voor een correcte belichting moet worden aangehou-
den (zie ook 5.4.2).
Het instellen van flitsen met handinstelling MLo
•
Schakel de flitser via zijn hoofdschakelaar in.
•
Druk zo vaak op de ’Mode’-toets, dat in het LC-display ’M’ knippert.
•
Druk zo vaak op de toetscombinatie ’Select’ (= toets ’Mode’ + toets
’Zoom’), dat in het LC-display
P
wordt aangegeven.
•
Behalve
P
wordt het ingestelde deelvermogen knipperend aangegeven.
•
Terwijl da aanduiding voor het met de hand in te stellen deelvermogen
knippert, wordt met de toets ’Mode’ de waarde van het deelvermogen ver-
laagd, c.q. met de toets ’Zoom’ verhoogd. Waarden van P 1/8, P 1/4,
P 1/2 en P 1/1 zijn mogelijk.
•
De instelling treedt onmiddellijk in werking. Na ong. 5 s. schakelt het LC-dis-
play weer naar de normale weergave terug. Als een deelvermogen is inge-
steld, wordt in het LC-display
MLo
aangegeven. De aanduiding van de flitsaf-
stand wordt aangepast aan de waarde van het deelvermogen.
Door te drukken op de toetscombinatie ’Select’ (= toets ’Mode’ + toets ’Zoom’)
wordt het ingestelde deelvermogen aangegeven. Bij het uitschakelen van de
flitser wordt de waarde van het deelvermogen opgeslagen.
Bij het veranderen van de flitsfunctie, bijv. naar TTL, wordt de met de
hand ingestelde waarde van het deelvermogen teruggezet naar P 1/1
(het volle vermogen).
4.8 Flitstechnieken
4.8.1 Indirect flitsen
Rechtstreeks geflitste foto’s zijn vaak aan hun typisch harde en nadrukkelijke
schaduwen te herkennen. Vaak werkt ook de natuurkundig bepaalde lichtaf-
val van voor- naar achtergrond storend. Door indirect te flitsen kunt u deze
verschijnselen een heel eind onderdrukken, omdat onderwerp en achter-
grond met verstrooid licht zacht en gelijkmatig kunnen worden verlicht. De
☞
Summary of Contents for MECABLITZ 54 AF-1 N
Page 45: ...45 ĸ ...
Page 67: ...67 ń ...
Page 89: ...89 ķ ...
Page 111: ...111 ƴ ...
Page 141: ...141 ...