NL
38
De stekker in het stopcontact steken (fig. 13) de drukregelaar in de “I”
stand (ON) brengen. De algemene voedingsschakelaar “A” op de centrale
naar stand 1 draaien, de aanwezigheid van stroom wordt aangeduid
door het aangaan van het witte verklikkerlichtje (E); de schakelaar “B”
draaien voor het opstarten van de compressor.
Stand 1 enkel pompsysteem n. 1 werkt
Stand 2 enkel pompsysteem n. 2 werkt
Stand 3 beide pompsystemen werken gelijktijdig, met een
gedifferentieerd vertrek.
De werking van de compressor is volledig automatisch, bevolen door
de drukregelaar die hem stilzet als de druk in de tank de maximum
waarde bereikt en hem terug doet opstarten als de druk naar de minimum
waarde zakt.
NOTA:
De kop/cilinder/overbrengingsbuis groep kan hoge temperaturen
bereiken, opletten dat als men in de nabijheid van deze onderdelen
werkt, en ze niet aanraken om brandwonden te vermijden (fig. 18 - 19).
OPGELET
De elektrocompressoren moeten verbonden zijn met een stopcontact
beschermd met een aangepaste gedifferentieerde schakelaar (magneto
thermisch).
De motor van de compressoren GM - TR is voorzien van een
automatische thermische bescherming aangebracht op de binnenkant
van de wikkeling, die de compressor stilzet als de temperatuur van de
motor te hoge waarden bereikt.
Als die zou tussenkomen,
start
de compressor
terug automatisch
na
10 - 15 minuten.
De motoren van de compressoren model VX zijn voorzien van een
amperometrische, automatische, thermische bescherming met manuele
herbewapening, aangebracht op de buitenkant van het deksel
klemmenbord.
Als de tussenkomst van de thermische bescherming zich voordoet,
enkele minuten wachten, dan met de hand de thermische schakelaar
terugzetten (fig. 20).
De ÈÈnfase-motoren van de compressoren van de serie AB zijn voorzien
van een amperometrische thermische bescherming met manuele
herbewapening, aangebracht op het deksel van het klemmenbord.
Als de tussenkomst van de thermische bescherming zich voordoet,
enkele minuten wachten, dan met de hand de thermische schakelaar
terugzetten (fig. 20).
De driefasige compressoren en de silent-serie beschikken over een
automatische beveiliging.
Als de tussenkomst van de thermische bescherming zich voordoet,
maakt de drukregelaar zich los, stand “0” (OFF), enkele minuten wachten
en de drukregelaar opnieuw in stand “I” (ON) brengen (met uitzondering
van de volgende modellen: AB 100/245-335 Driefase-compressoren
- AB 150/245-335 Driefase-compressoren - AB 200/245-335 Driefase-
compressoren).
Bij de compressoren uitgerust met een centrale, zit de thermische
bescherming binnenin de centrale.
Als de tussenkomst van de thermische bescherming zich voordoet, als
volgt te werk gaan (fig. 22)
*
De schakelaars op het deksel van de centrale in de “0” stand
brengen, het deksel opendoen en op drukknop 1 van de thermische
bescherming drukken. Het deksel van de centrale terug sluiten en de
compressor terug opstarten volgens de handelingen reeds aangeduid
onder de paragraaf “Opstarten van compressoren met centrale”.
Dezelfde regels gelden voor de compressoren met voeding van 60 Hz.
REGELING VAN DE WERKINGSDRUK
(fig. 23)
Het is niet nodig steeds de maximum werkingsdruk te gebruiken, meestal
zelfs heeft het pneumatische gereedschap minder druk nodig.
Bij de compressoren voorzien van een drukreductiemachine is het nodig
de werkingsdruk goed af te stellen.
De hendel van de drukreductiemachine loszetten door hem naar boven
te trekken, de druk instellen op de gewenste waarde door de hendel
met de wijzers van de klok mee te draaien om ze te verhogen, en tegen
de wijzers van de klok om ze te verlagen, eens de optimale druk is
bekomen, de hendel vastzetten door hem naar beneden te drukken (fig.
23).
Bij de drukreductiemachines geleverd zonder manometer is de
ijkingsdruk zichtbaar op de gegradueerde schaal aangebracht op het
lichaam van de reductiemachine zelf.
Bij de drukreductiemachines voorzien van manometer is de ijkingsdruk
zichtbaar op de manometer zelf.
LET OP: Sommige drukverlagers zijn niet voorzien van een "push to
lock", zodat de knop alleen gedraaid hoeft te worden om de druk af te
stellen.
ONDERHOUD
Alvorens eender welke tussenkomst op de compressor te doen zich
ervan vergewissen dat:
* De algemene lijnschakelaar in de “0” stand staat.
* De drukregelaar en de schakelaars op de centrale uitgeschakeld zijn,
“0” stand.
* De luchttank ontladen is van alle druk.
Het is aangeraden elke 50 werkingsuren de opzuigfilter te demonteren
en het filterelement schoon te maken door het uit te blazen met
samengeperste lucht (fig. 24).
Het is raadzaam het filterelement minstens ÈÈn maal per jaar te
vervangen als de compressor in een schone omgeving werkt; vaker als
de omgeving waarin de compressor staat stoffig is.
Bij de modellen rode kop (fig. 25) (TR200 - TR255) is de opzuigfilter
binnenin onder het transportkapje (rodekop) aangebracht, de drie
blokkeringsmoeren van het kapje losschroeven, het uit de verbinding
van stroomlijnkap halen, de filter uit zijn plaats nemen en overgaan tot
de schoonmaak, door met samengeperste lucht te blazen in de richting
tegengesteld aan de normale doorgang.
Bij het model Silent kan het filterelement worden vervangen door het
geluiddichte onderdeel te verwijderen en verder te werk te gaan zoals
bij de modellen AB (fig. 24).
De compressor maakt condenswater dat zich verzamelt in de tank.
Het is nodig het condenswater van de tank minstens een maal per week
weg te doen door het afvoerkraantje (fig. 26) onder de tank open te
doen.
Opletten als er samengeperste lucht binnenin de fles zit, het water zou
er met veel kracht kunnen uitkomen. Aangeraden druk 1-2 bar max.
Het condenswater van de compressor gesmeerd met olie mag niet
weggeworpen worden in de riool of verspreid worden in het milieu omdat
het olie bevat.
VERVANGING OLIE - BIJVULLEN OLIE
De compressor is geleverd met synthetische olie “FIAC Oil Synthesis”.
Binnen de eerste 100 werkingsuren is het raadzaam de olie van het
pompsysteem volledig te vervangen.
Bij het model Silent moet eerst het geluiddichte onderdeel worden
verwijderd (fig.29A).
De afvoerdop op het carter-deksel losschroeven, alle olie eruit laten
lopen, de dop terug vastschroeven (fig. 27 - 28).
De olie aanbrengen langs het bovenste gat van het carter-deksel (fig.
29 - 30) tot het niveau aangeduid op de stok (fig. 9) of op het
verklikkerlichtje (fig. 11) bereikt wordt.
De olie door het bovenste gat van de kop (fig. 30), bij de groepen met
een ketting voorzien voor het bijvullen in die zone, aanbrengen.
Summary of Contents for GM series
Page 4: ...4...
Page 5: ...5 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25...
Page 6: ...6...
Page 7: ...7...
Page 8: ...8 GM 203 SILENT AB 1 2 3 4 5 1 2 3 5 4 SILENT VX 1 5 2 3 4...
Page 9: ...9 9 10 11 8 12 1 7 6 5 4 3 2 GM 7 6 5 4 3 2 8 9 10 11 13 14 12 VX...
Page 10: ...10 AB ABT 4 5 2 9 10 11 6 7 8 7 6 8 5 4 3 2 1 12 11 9 3 1 2 8 7 4 5 12 9 10 11 6 3 CCS 10...
Page 74: ...74 I GB F D NL E P RU PL SF N S TR CS GR CZ RS...
Page 75: ...75 Note...
Page 76: ...Cod 7 34 640 0000 01 06 76...