10
6. Bediening
Voor de montage van de LED-werklamp heeft u aanvullend op het leveringspakket nog volgend materiaal nodig:
1. Een schakelaar en een arbeidsstroomrelais passend voor het boordnet van uw voertuig
2. Een 10 A zekering met zekeringhouder
3. Voertuigleiding met minstens 1,5 mm
²
dwarsdoorsnede
4. Bevestigingsmateriaal en kabelstekkers/-schoenen passend voor schakelaars en relais
Vind eerst een geschikte plaats aan uw voertuig, waar de LED werklamp bevestigd dient te worden. Voor de
bevestiging zijn er twee mogelijkheden:
1.
Met de schroeflampvoe
t. Gebruik de schroeflampvoet als boormal om op een geschikte plaats gaten voor
de bevestiging van de LED werklamp te boren. Let daarbij nauwkeurig op dat u bij het boren geen
verborgen kabels, leidingen of andere componenten beschadigt. Het is niet toelaatbaar, gaten in dragende
onderdelen van de carrosserie zoals langs-/dwarsligger of dakraam te boren.
a.
Wanneer u nu het gat geboord hebt, schroeft u de LED werklamp veilig met uw voertuig vast
(bevestigingsmateriaal is niet inbegrepen in het leveringspakket).
2.
Met de magneetvoet.
Daarvoor verwijdert u de vooraf gemonteerde schroeflampvoet door de beide
inbusschroeven en de lange inbusschroef (uit het scharnier) aan de onderzijde van de LED werklamp uit te
draaien. Nu kunt u de centrale inbusschroef onderaan uit de schroeflampvoet verwijderen. Voor de montage
van de magneetvoet gebruikt u de bijgeleverde 20 mm lange inbusschroef met onderlegplaatje en de moer
met veerring. Daarna kunt u de houder weer met de behuizing van de lamp verbinden. Ter bescherming
van gelakte oppervlakken kunt u de bijgevoegde rubberring onderaan op de magneetvoet plakken. De LED
werklamp kan nu op elk vlak, magnetisch oppervlak geplaatst worden.
Aansluiten van de LED werklamp
1.
Verwijder eerst de batterij van het boordnet van uw voertuig. Daarvoor verwijdert u de aardkabel van de
minpool, gewoonlijk gemarkeerd met (-), van de batterij. Lees hiervoor het handboek van uw voertuig of
contacteer uw servicewerkplaats.
2.
Monteer de schakelaar aan een voor de bestuurder goed bereikbare plaats in uw voertuig.
3.
Sluit nu de LED werklamp en de schakelaar met behulp van het arbeidsstroomrelais en een zekering (niet
in het leveringspakket inbegrepen) in overeenstemming met de schets op het boordnet van uw voertuig
aan. Let daarbij op een toereikende leidingdoorsnede van de door u gebruikte kabels.
Leg de kabels zonder scherpe vouwen en mijd scherpe kanten. Bevestig de leidingen veilig en zonder sterkte tractie
op de kabels uit te oefenen. Gebruik aanwezige kabelbundels om de leidingen daaraan te bevestigen. Zo mogelijk,
de kabels achter bekledingen of onder het vloertapijt leggen.
Indien u leidingen in de motorruimte van uw voertuig moet leggen, let u op voldoende afstand tot beweeglijke
onderdelen zoals riemschijven, V-riemen, aandrijf- en stuurassen en ruitenwisseraandrijvingen en leg de kabels niet
in de nabijheid van warmtebronnen, zoals gasafvoerbuizen en katalysatoren.
Na de installatie van de LED werklamp klemt u de batterij weer vast.
Schakel de LED werklamp in en controleer de werking.
7. Onderhoud
Bij een doelmatig gebruik is het apparaat onderhoudsvrij. Reinig het apparaat voorzichtig met een droge doek.
Bij beschadigingen aan de behuizing of aan de kabels, verbreekt u onmiddellijk de stroomvoorziening voor het
apparaat en neemt u contact met de fabrikant of met uw leverancier op.