Nederlands
Technische gegevens
802 WS
1052 WSE
Opgenomen vermogen
800 watt
1050 watt
Afgegeven vermogen
440 watt
1
600 watt
Toerental onbelast t.p.m.
11000
Toerental belast t.p.m.
7200
4000–9000
Slijpschijven-
max.
125 mm
125 mm
voor afbraam- en doorslijpschijven
toegelaten tot max. omtreksnelheid
80 m/s
80 m/s
Inspangat van de schijf
22 mm
22 mm
Spanschroefdraad van de as
M 14
M 14
Gewicht
1,75 kg
1,75 kg
Gebruik
De haakse slijpmachine is universeel bruikbaar voor het
snijden en bewerken van metaal en gesteente. Gebruik
uitsluitend snijen slijpmiddelen die voor machines met
hoge toerentallen toegelaten zijn.
Veiligheidsrichtlijnen en ongevallenpreventie
Lees voor u de machine in bedrijf stelt de gebruiksaanwij-
zing helemaal door. Neem de
veiligheidsrichtlijnen
in
deze gebruiksaanwijzing in acht alsook de algemene
vei-
ligheidsvoorschriften voor elektrisch gereedschap
in
het hierbij ingesloten boekje.
Voorschriften ter voorkoming van ongevallen
(DIN 66069 en EN 68)
Neem de volgende punten beslist in acht:
1. Slijpschijven steeds zo bewaren, dat ze tegen be-
schadigingen beschermd zijn.
2. Er mogen alleen met vezelstof versterkte of dia-
mant-slijp- en doorslijpschijven worden gebruikt
(max.
zie typeplaatje).
3. De gebruikte slijpschijven enz. moeten voor een
omtreksnelheid van 80 m/s zijn goedgekeurd!
Formule: d
3,14
n = m/s
60000
d
= doorsnede van de slijpschijf in mm
n
= toerental onbelast t.p.m. (zie typeplaatje)
m/s = meter per seconde
Voorbeeld voor slijpschijf 125 mm
bij een toe-
rental onbelast van 11000 t.p.m.:
125
3,14
11000 = 71,99 m/s
60000
d.w.z. de omtreksnelheid op het toestel is kleiner
dan de toegestane max. omtreksnelheid van de
slijpschijf. De slijpschijf kan dus worden gebruikt.
4. Slijpdelen mogen in geen geval worden gebruikt
met een toerental dat hoger is dan het door de de
fabrikant van het slijpdeel opgegeven toerental in
t.p.m..
5. Bij werkzaamheden met de haakse slijper moet
steeds een oogbescherming worden gebruikt (vei-
ligheidsbril)!
6. Voor het opspannen van de slijpschijven mogen
alleen spanflenzen met dezelfde grootte en vorm
worden gebruikt. Neem de tips voor het gebruik van
de spanflens in de gebruiksaanwizing in acht. Tus-
senlagen mogen op conische of krukvormige slijp-
schijven niet worden gebruikt.
7. Tijdens het opspannen van uitgespaarde slijpdelen
moet de doorsnede van de spanflens minimaal
5 mm kleiner zijn dan de doorsnede van het platte
uitsparingsvlak van het slijpdeel; daarbij mag de
spanflens niet op de overgangsradius van de uit-
sparing drukken.
8. De opnameboring van slijpdelen mag in verband met
het daarmee verbonden breukgevaar niet achteraf
worden opengeboord.
9. De slijpdelen moeten iets kunnen bewegen, maar
niet te los op de as zitten. De spanmoer mag maar
zo ver worden vastgedraaid, dat het slijpdeel wordt
vastgehouden.
10. Een nieuw slijpdeel en elk slijpdeel dat opnieuw
wordt gemonteerd, moet een halve minuut in vrijloop
op de machine lopen, waarop hij moet worden ge-
bruikt. Bedienings- en ander personeel moet tijdens
het proefdraaien buiten de gevarenzone staan.
11. Slijpdelen mogen niet door aandrukken van de om-
trek of van de kopse kant van het slijpdeel tot stil-
stand worden gebracht.
12. Bij het plaatsen van flenzen mag een evt. voor-
handen bus niet zodanig over de zijkanten van de
slijpdelen uitsteken, dat deze de flens aanraakt. De
bus moet dik genoeg zijn om te garanderen, dat ze
in de slijpdeelboring vastzit.
13. Doorslijpen en slijpen alleen met gemonteerde be-
schermkap!
14. Voor elk verwisselen van de slijpschijf beslist de
stekker uit het stopcontact trekken!
15. Het extra handvat dient voor uw eigen veiligheid.
Werk met gemonteerd extra handvat.
16. Het stof dat bij de bewerking van steen met kristal-
lijne kiezelzuren ontstaat, is gevaarlijk voor de ge-
zondheid.
17. Asbesthoudend materiaal mag niet worden ge-
slepen. Neem de desbetreffende voorschriften ter
voorkoming van ongevallen in acht.
18. Voor dit toestel gelden bovendien de apart bijge-
voegde veiligheidstips, die wij dringend aan-
bevelen.
19. Stopcontacten in open lucht moeten door een ver-
liesstroomschakelaar (Fi-) beveiligd zijn.
20. Om de machine te markeren mag er niet in het huis
geboord worden. De veiligheidsisolatie wordt daar-
door overbrugd. Gebruik daar stickers voor.
21. Snoer steeds naar achteren, van de machine weg
geleiden.
Dubbele isolatie
Onze machines zijn in het belang van een zo groot moge-
lijke veiligheid in overeenstemming met de Europese voor-
schriften (EN-normen) geconstrueerd. Dubbel geïsoleerde
machines dragen steeds het internationale symbool
.
Die machines moeten niet geaard worden. Een tweeadrige
snoer volstaat.
De machines zijn ontstoord conform EN 55014.
Inbedrijfstelling
Controleer voor de inbedrijfstelling of de netspanning met
de gegevens op het typeplaatje van de machine overeen-
stemt.
Aanmerking betreffende het voorkomen van over-
belasting van de motor (802 WS)
Bij een normale belasting van de machine wordt de be-
huizing warm. Wordt de behuizing echter heet, dan bete-
kent dit, dat de motor te zwaar werd belast (verbran-
dingsgevaar van de motor). Door het bedrijven van het
apparaat met nullast, koelt de motor weer zeer snel weer
af en kan het werk worden voortgezet.
In- en uitschakelen van de machine
Door de schakelring (1) in de richting van de pijl te draaien,
wordt de machine in werking gezet. Aan het einde van het
draaibereik klikt de tuimelhendel (2) automatisch vast.
Door op de uitgeklapte voorkant (3) van de tuimelhendel te
drukken, treedt deze in werking en draait de schakelring
1