Nederlands
22
Kettingsmering (Afb. 11)
Vul met kettingolie (15). Gebruik altijd kettingolie van goed
kwaliteit. Als de motor loopt wordt de ketting automatisch
gesmeerd.
OPMERKING
Vul kettingolie bij als het oliepeil lager is dan 1 cm vanaf
de bodem van het reservoir. (
Afb. 11
)
VOORRAAD KETTINGOLIE AANPASSEN
De hoeveelheid kettingolie die door het smeersysteem
wordt geleid, is standaard in de fabriek ingesteld. Pas de
hoeveelheid smeerolie aan de werkomstandigheden aan.
Het genummerde plaatje (16) beschrijft de regeling van de
kettingolie (
Afb. 12
)
○
Draai de bevestigingsschroef (17) een slag los.
(
Afb. 12
)
○
Draai de regelschroef (18) met de wijzers van de klok
mee om de hoeveelheid smeerolie te verminderen en
tegen de wijzers van de klok in om de hoeveelheid te
vergroten. (
Afb. 13
)
○
Probeer niet om de schroef (18) verder dan 1 slag met
de wijzers van de klok mee te draaien vanuit de uiterste
positie waarin de schroef zich tegen de wijzers van
de klok in bevindt of verder dan de positie waarop de
maximum hoeveelheid olie afgegeven wordt.
○
Draai de bevestigingsschroef (17) weer vast, nadat de
hoeveelheid smeerolie ingesteld is. (
Afb. 12
)
OPMERKING
Als u de juiste positie van de schroef (18) kwijt bent,
begin dan in de uiterste positie, gezien tegen de richting
van de wijzers van de klok in.
SNOEITECHNIEKEN
Dit toebehoren is ontworpen voor het snoeien van twijgen en
kleine takken tot een diameter van 20 cm. Neem deze tips in
acht voor een succesvolle werkwijze.
○
Plan het snoeien zorgvuldig. Controleer de valrichting
van de tak.
○
Lange takken moeten in aparte stukken verwijderd
worden.
○
Ga nooit direct onder een tak staan die gesnoeid wordt.
Vallende takken kunnen stuiteren als ze de grond raken.
○
Als u gaat snoeien, houd dan "de voorste snijgeleider"
goed tegen de tak. Dit voorkomt dat de tak weg- of
opzij springt. Zaag NIET voorwaarts en achterwaarts.
(
Afb. 14
)
○
Let op de tak die zich direct achter de te snoeien tak
bevindt. Als de ketting de achterste tak raakt, kan het
snijvlak beschadigd worden. (
Afb. 15
)
○
Schakel over op de hoogste stand.
○
Oefen tijdens het snoeien een lichte druk uit
○
Verminder de druk als de tak bijna door is, om de
controle over het gereedschap te behouden.
○
Als u een tak snoeit met een diameter van 10 cm of
meer, ga dan als volgt te werk: (
Afb. 16
)
1. Snij in de buurt van de stam een 1/4 diameter diepe kerf
in de onderkant van de tak.
2. Snij dan iets verder van de stam de volgende kerf in de
bovenkant van de tak.
3. Snij de stomp bij de stam glad af.
○
Gebruik het apparaat NIET om bomen te vellen of hout te
zagen.
ONDERHOUD
Smeeropening (Afb. 17)
Reinig de smeeropening (19) zo vaak mogelijk.
Zwaard (Afb. 18)
Voor u de machine gaat gebruiken, moet u de groef en het
smeerpunt (20) van het zwaard schoonmaken.
Zijkast (Afb. 19)
Houd de zijkast en het bereik van de aandrijving altijd vrij van
zaagmeel en afval.
Drijfwerkkast (Afb. 20)
Check het vetniveau van de drijfwerkkast ongeveer iedere
50 bedieningsuren door het verwijderen van de vetvullerplug
aan de bovenkant van de drijfwerkkast.
Als er geen vet te zien is op de
fl
anken van de kast, vult u
de drijfwerkkast aan met een kwaliteits-lithium-gebaseerd
multifunctioneel vet tot ongeveer 3/4.
Vul de drijfwerkkast nooit helemaal.
SLIJPEN VAN DE ZAAGKETTING
Onderdelen van een zaagschakel (Afb. 21, 22)
WAARSCHUWING
○
Gebruik handschoenen bij het slijpen van de ketting.
○
Rond de voorste rand af om het risico op terugslag of
breken van de kettinggeleiders te verkleinen.
21. Bovenste plaat
22. Zaaghoek
23. Zijplaat
24. Geul
25. Hiel
26. Chassis
27. Gat klinknagel
28. Teen
29. Dieptestellernok
30. Correcte hoek op bovenste plaat (hoek afhankelijk van
type ketting)
31. Iets vooruitstekende "haak" of punt (curve bij een non-
beitel ketting)
32. Hoogste punt van dieptestellernok op juiste hoogte
onder de bovenste plaat
33. Voorzijde dieptestellernok afgerond
LAGER STELLEN DIEPTESTELLERNOKKEN MET EEN
VIJL
WAARSCHUWING
○
Maak de bovenkant van de verbindingsschakels (34) of
de aandrijfschakels (35) niet glad met een vijl en zorg
ervoor dat deze niet vervormd raken. (
Afb. 23
)
○
Stel de dieptestellernok in op de opgegeven instelling.
Doet u het bovenstaande niet, dan kan er terugslag
optreden, wat kan leiden tot letsel.
1) Als u een vijlhouder gebruikt om de zaagschakels te
vijlen, kunt u de diepte controleren en verlagen.
2) Controleer de instelling van de dieptestellernokken elke
derde slijpbeurt.
3) Plaats de dieptemal op de zaagschakel. Als de
dieptestellernok uitsteekt, vijl deze dan terug tot hij weer
gelijk ligt met de bovenkant van de mal. Vijl altijd van de
binnenzijde van de ketting naar buiten. (
Afb. 24
)
4) Rond de voorste hoek af om de oorspronkelijke vorm
van de dieptestellernok na gebruik van de mal te
herstellen. Houd u aan de aanbevolen waarden voor
de diepte zoals vermeld in de gebruiksaanwijzing of
onderhoudshandleiding van uw kettingzaag. (
Afb. 25
)
ALGEMENE AANWIJZINGEN VOOR HET VIJLEN VAN
ZAAGSCHAKELS
Vijl (36) de zaagschakels aan de ene kant van de ketting van
binnen naar buiten. Vijl alleen in voorwaartse richting, niet
heen en weer. (
Afb. 26
)
5) Zorg ervoor dat alle zaagschakels even lang zijn.
(
Afb. 23
)
6) Vijl voldoende weg om beschadigingen van de snede
(zijplaat (37) en bovenste plaat (38)) van de zaagschakel
te verwijderen. (
Afb. 27
)
000Book̲CG-PSB.indb 22
000Book̲CG-PSB.indb 22
2016/10/25 16:53:49
2016/10/25 16:53:49