32
N
L
2. KENMERKEN (Afb. 1)
A. Drukschakelaar (AAN/UIT)
: De drukschakelaar is het
activeringsmechanisme dat gebruikt wordt om de compressor te
starten en stil te leggen. Wanneer de schakelaar op “On” staat,
drukken de motor en de pomp lucht samen totdat de reservoirdruk
de bovenlimiet van de in de fabriek ingestelde bedrijfsdruk bereikt.
Wanneer de reservoirdruk minder bedraagt dan de in de fabriek
ingestelde “inschakel”druk, begint de compressor automatisch
opnieuw lucht samen te drukken.
B. Geregelde drukmeter
: De geregelde drukmeter geeft de
hoeveelheid druk aan die in de afvoerlijn toegestaan is volgens de
instelling van de regelinrichting.
C. Regelknop
: De regelknop wordt gebruikt om de luchtdruk die
in de afvoerlijn toegestaan is in te stellen. De afvoerluchtdruk
verhoogt als de knop in wijzerzin gedraaid wordt en verlaagt als
de knop in tegenwijzerzin gedraaid wordt.
D. Aftapklep
: Kogelklep die vocht uit het reservoir afvoert wanneer
hij geopend wordt.
E. Snelkoppeling
: De snelkoppeling wordt gebruikt om de
luchtleiding op uw gereedschap te sluiten.
F. Veiligheidsventiel
: Het veiligheidsventiel wordt ingesteld
over overmatige onderdrukzetting van de luchtreservoirs te
voorkomen. Dit ventiel wordt in de fabriek afgesteld en werkt
eerst als de reservoirdruk deze druk bereikt.
Tracht niet deze
veiligheidsinrichting te verstellen of te elimineren.
Elke aanpassing van dit ventiel kan ernstig letsel
veroorzaken.
Raadpleeg een bevoegd servicecentrum
als het nodig is de inrichting te controleren of
onderhoudswerkzaamheden erop uit te voeren.
G. Handgreep voor het optillen/verplaatsen.
H. Steunvoetje.
I. Aanzuigluchtfilter.
J. Manometer
: Keteldruk kan worden afgelezen.
3. TOEPASSINGSGEBIED
De compressor dient voor de persluchtopwekking voor pneumatisch
gereedschap.
Wij wijzen erop dat onze gereedschappen overeenkomstig hun
bestemming niet geconstrueerd zijn voor commercieel, ambachtelijk
of industrieel gebruik. Wij geven geen garantie indien het gereedschap
in ambachtelijke of industriële bedrijven alsmede bij gelijk te stellen
activiteiten wordt gebruikt.
De machine mag slechts voor werkzaamheden worden gebruikt
waarvoor ze bedoeld is. Elk ander verder gaand gebruik is niet
reglementair. Voor daaruit voortvloeiende schade of verwondingen
van welke aard dan ook is de gebruiker/bediener, niet de fabrikant,
aansprakelijk.
4. NETAANSLUITING
De compressor is voorzien van een netkabel met veiligheidsstekker.
Steek de stekker van de stroomkabel in een qua vorm, spanning
en frequentie geschikt stopcontact dat voldoet aan de geldende
voorschriften. Alvorens het apparaat in gebruik te nemen dient u
er zich van te vergewissen dat de netspanning overeenkomt met
de bedrijfsspanning vermeld op het kenplaatje van het apparaat.
Verzeker u ervan dat de AAN/UIT-schakelaar
niet
in de stand
I
(
AAN
)
staat. Lange toevoerleidingen alsmede verlengkabels, kabeltrommels
enz. leiden tot spanningsverlies en kunnen het starten van de motor
beletten. Bij temperaturen onder +5°C start de motor eventueel
moeilijk ten gevolge van stroefheid.
5. PROCEDURES VÓÓR DE START
● Controleer het toestel op transportschade. Eventuële schade
onmiddellijk aangeven aan de vervoeronderneming waarmee de
compressor werd geleverd.
●
Controleer of de reservoirs afgetapt werden en geen vocht of vuil
bevatten.
● De compressor dient nabij de verbruikers te worden geïnstalleerd.
● Vermijd lange luchtkabels en toevoerleidingen (verlengingen).
● Let op droge en stofvrije aanzuiglucht.
● De compressor niet in een vochtige of natte ruimte installeren.
● De compressor mag slechts in gepaste ruimten (goed geventileerd,
omgevingstemperatuur +5°C - +40°C) worden gebruikt. In de
ruimte mogen geen stof, zuren, dampen, explosieve of ontvlambare
gassen zijn.
● De compressor is geschikt voor gebruik in droge ruimten. Hij mag
niet worden gebruikt in zones waarin met spatwater wordt gewerkt.
●
Vóór inbedrijfstelling dient het oliepeil in de compressorpomp te
worden gecontroleerd.
5.1 Montage van de luchtfilter
Verwijder de transportstop met een schroevendraaier of iets dergelijks
en schroef de luchtfilter (ref. I) op het apparaat vast (Fig. 2a-2b).
Breng de aanzuigslang, indien voorzien, in het deksel van de filter
(Fig. 2c).
5.2 Montage van de snelkoppeling (Als het nog niet
geassembleerd is)
Schroef de snelkoppeling voor de geregelde druk op de koppeling op
de uitlaat, zoals weergegeven in afbeeldingen 4a en 4b.
6.
GEBRUIKSAANWIJZINGEN
6.1 AAN/UIT-schakelaar (ref. A)
6.1.1 Fig. 1a, Fig. 1b
Om de uitrusting aan te zetten, de On/Off-schakelaar (ref. A) in de
positie
I
zetten.
Zet de On/Off-schakelaar (ref. A) in de positie
O
om de uitrusting uit
te zetten.
Let op!
Wacht na de uitschakeling van de compressor tenminste drie
seconden alvorens de machine opnieuw in te schakelen.
6.1.2 Fig. 1c
De compressor wordt aangezet door de rode knop (ref. A) in positie
I
te trekken (AAN).
De compressor wordt uitgezet door de rode knop (ref. A) in positie
O
te drukken (UIT).
6.2 Drukafstelling
● Met de drukregelaar (ref. C) kan de druk op de manometer (ref. B)
worden afgesteld.
● De afgestelde druk kan op de snelkoppeling (ref. E) worden ontnomen.
6.3 Afstelling van de drukschakelaar
De drukschakelaar werd door de fabriek afgesteld.
●
Zodra de bovenste afstelwaarde wordt bereikt (ingesteld door de
constructeur tijdens de keuringsfase), stopt de compressor.
Bij gebruik van lucht start de compressor automatisch op wanneer
de onderste afstelwaarde wordt bereikt.
●
The compressor zal blijven werken volgens zijn automatische cyclus
totdat de aan/uitschakelaar weer omgezet wordt.
7. SCHOONMAKEN EN ONDERHOUDEN
Let op!
Trek vóór alle schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheid de
netstekker uit het stopcontact.
Let op!
Wacht tot de compressor helemaal is afgekoeld! Gevaar om
brandwonden op te lopen!
Let op!
Vóór alle schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheden dient de
ketel drukloos te worden gemaakt.
7.1 Reiniging
● Hou de veiligheidsinrichtingen zo veel mogelijk vrij van stof en vuil.
Wrijf het apparaat met een schone doek af of blaas het met perslucht
bij lage druk schoon.
●
Het is aan te bevelen het apparaat direct na elk gebruik schoon
te maken.
●
Gebruik geen reinigings- of oplosmiddelen; die zouden de
kunststofcomponenten van het apparaat kunnen aantasten. Zorg
ervoor dat geen water binnen in het apparaat terechtkomt.