45
4.15
4.14
4.16
Meting en controle in ppm’s
van Vrij Chloor in het water.
Controle Vrij Chloor optioneel
4.14
Kalibratie van de Vrij Chloor sonde:
Aanbevolen iedere
maand tijdens het gebruiksseizoen.
4.15
Kalibratie met standaard (fotometer DPD1):
Volg de
instructies in 6 stappen die op de display verschijnen.
4.16
Stap 1 van 6 - Kalibratie Cl bij 0 ppm (offset):
Sluit de
watertoevoer naar de sonde en wacht totdat de waarde van
de aflezing lager is dan 0,10 ppm. Wacht tussen de 5 en 60
minuten. Druk op
OK
wanneer de aflezing dichtbij nul is.
4.18
4.17
4.19
4.17
Stap 3 van 6 - Kalibratie Cl: O
pen de watertoevoer
tot aan 80-100 liter/u. Wacht totdat de aflezing van
ppm’s stabiel is. Wacht tussen de 5 en 20 minuten.
Druk op
OK
wanneer de aflezing stabiel is.
4.18
Stap 5 van 6 -
Met de toetsen meer/minder de
werkelijke ppm’s van het water ingeven volgens analyse
DPD1 (Vrij Chloor) en op
OK
drukken.
4.19
Stap 6 van 6 -
In het geval dat dit scherm niet
getoond wordt, het kalibratieproces herhalen.
Sonde Vrij Chloor
4.3
METINGEN / Kalibratie Vrij Chloor
4.20
4.21
4.21
Handmatige kalibratie:
Open de watertoevoer
en stel de debietmeter (vadometer) op het juiste
stroomniveau (80-100 l/u) af. Wacht totdat er een
stabiele aflezing bereikt wordt. Met de toetsen
meer/
minder
handmatig het Chloor-niveau ingeven (met
behulp van de handmatige meter DPD1). Druk op
OK
wanneer de waarde DPD1 (doelmeting) op het scherm
juist is.
5.
FILTRATIE / Handmatige mode
5.1
5.2
5.1
Filtratie:
Instelling van de controle van de filterpomp.
Om in te stellen,
Filtratie
selecteren en bevestigen door
op de
OK
-toets te drukken. De selectie van de mode
wordt uitgevoerd in de regel Mode, met de toetsen
meer/minder
.
5.2
Handmatig:
Maakt het mogelijk om het filterproces
handmatig in- en uit te schakelen. Zonder timers en
extra functies. De regel
Status
geeft aan of de filterpomp
aan staat.
Zie paragraaf
Reiniging filter
hieronder.
110-230 V
max. 3.15 A
VRIJ POTENTIEEL
FILTER POMP
Controle filtratien
14
12
11
A1 A2
L
N
4.4
METINGEN / Kalibratie Geleidbaarheid
4.23
4.24
4.22
Meting en controle van de
geleidbaarheid van het water in
Msiemens.
Sonde Geleidbaarheid optioneel
4.22
Kalibratie van de sonde van de geleidbaarheid:
Aanbevolen iedere maand tijdens het gebruiksseizoen.
4.23
Kalibratie met standaarden
(vloeistoffen standaard
1413 µS/ 12880 µS/ neutraal): Volg de instructies in 7
stappen die op de display verschijnen (het beeldscherm
4.24 komt overeen met de 1
e
stap).
4.25
4.26
4.25
Handmatige kalibratie:
Maakt aanpassing van de
sondes mogelijk tot 1 punt (zonder standaarden) - alleen
aanbevolen om kleine afwijkingen in de aflezingen aan
te passen.
4.26
Zonder de sonde uit het water te halen, met de
toetsen
meer/minder
de aanpassing van de aflezing
instellen, zodat hij overeenkomt met de referentiewaarde
(elektronische meter).
4.5
METINGEN / Kalibratie temperatuur
4.28
Kalibratie temperatuur:
Om het verschil tussen de door de sonde gemeten
waarde en de werkelijke waarde van de temperatuur
vast te stellen, de toetsen meer/minder en de toetsen
omhoog/omlaag gebruiken. Pas de werkelijke
temperatuur van de sonde aan en druk op OK.
4.27
4.28
Temperatuursonde
nodig om de
filtratiemodes
verwarming,
intelligent en slim te
activeren.
Temperatuur optioneel
Tempertuur-
sonde
Om een pomp met variabele snelheid in te
stellen en aan te sluiten, zie paragraaf 13 -
Pomp met variabele snelheid
1
1
2
2
3
3
4
rood
zwart
3
4
4
5
6
7
8
Detector Chloor sonde
FL2
(vadometer))
3
5
6
zwart
bruin
blauw
1
2
3
rood
geel
zwart
Sensor
geleidbaarheid
1
geel
2
doorzichtig
1 2 3 4 5 6 7 8 9
10 11 12 13 14
7
en
8
1
2
1 2 3