45
3. Installatie
3.1 Veiligheidsinstructies
• Het werken met chemicaliën dient volgens de in
Nederland/België geldende voorschriften en
regels plaats te vinden (draag bijv. veiligheidskle-
ding).
• Voordat u met werkzaamheden aan de doseer-
pomp en systeem begint, dient u er zeker van te
zijn dat de voedingsspanning naar de pomp is uit-
geschakeld, en niet per ongeluk kan worden inge-
schakeld. Alvorens de voedingsspanning weer in
te schakelen dient u zich ervan te overtuigen dat
de doseerleiding zodanig is gepositioneerd, dat er
geen achtergebleven chemicaliën in de pompkop
uitgestoten kunnen worden die letsel aan perso-
nen kunnen veroorzaken.
• Indien de ontluchtingsklep wordt gebruikt, moet
hierop een slang worden aangesloten, die terug-
voert naar de tank.
• Alvorens van chemicaliën te wisselen dient u te
controleren of de materialen in de doseerpomp en
het systeem tegen de nieuwe chemicaliënsoort
bestand zijn. Wanneer er een chemische reactie
zou kunnen ontstaan door contact tussen de twee
chemicaliënsoorten, dient de pomp en het
systeem eerst grondig te worden gereinigd alvo-
rens de nieuwe chemicaliën toe te voegen.
• De vloeistof staat onder druk en kan gevaarlijk
zijn.
3.2 Installatie omgeving
• Blootstelling aan direct zonlicht dient te worden
vermeden. Dit geldt in het bijzonder voor pompen
met kunststof pompkoppen, aangezien dit materi-
aal door zonlicht kan worden aangetast.
• Indien de pomp buiten wordt geïnstalleerd, is een
behuizing of soortgelijke bescherming vereist om
de pomp te beschermen tegen regen weersinvloe-
den.
3.3 Installatie van de pomp
•
N.B.:
De pompkop kan water bevatten van de
fabriekstest. Indien een vloeistof die niet met
water in contact mag komen gedoseerd moet wor-
den, is het raadzaam de pomp eerst een andere
vloeistof te laten verpompen, om het water te ver-
wijderen alvorens tot installatie over te gaan.
• Installeer de pomp altijd op de voetplaat met zuig-
en persaansluitingen in de verticale positie.
• Monteer de kunststofonderdelen te allen tijde met
daartoe bestemde gereedschappen. Draai de
onderdelen nooit te vast aan.
• Zorg ervoor dat de doseerpomp en het systeem
zodanig zijn ingericht, dat er in geval van pomp-
lekkage of een breuk in de slangen/leidingen geen
schade kan optreden aan de systeemapparatuur
en installatieruimte. Het is raadzaam uit voorzorg
lek afvoerleidingen en lekbakken te installeren.
• Overtuig u ervan dat het membraanbreuk indicatie
aansluiting in de pompkop naar beneden is
gericht.
N.B.:
Het is belangrijk de afvoerleiding (als deze
is aangesloten op de indicatie aansluiting) niet in
de reservoir-inhoud onder te dompelen, omdat
anders gassen de pomp kunnen binnendringen.
Afb. 1
3.4 Elektrische aansluiting
• De elektrische aansluiting van de pomp dient te
worden uitgevoerd door gekwalificeerde personen
in overeenkomstig de Nederlandse/Belgische
regelgeving.
• Voor de elektrische specificaties van de pomp
raadpleeg paragraaf
.
3.5 Aan- en uitschakelen van de pomp
De pomp kan door het aan/uit schakelen van de
elektrische voeding aan- of uitgeschakeld worden.
3.6 Vullen/ontluchten van de pomp
Tijdens het eerste vullen/ontluchten is het aan te
bevelen de pomp zonder tegendruk te laten draaien
of de ontluchtingsklep 1/8 tot ¼ slag open te draaien.
4. Onderhoud
De pomp is onderhoudsvrij. Het is echter aan te
bevelen de pomp schoon te houden.
De doseerpomp is volgens de hoogste kwaliteitsnor-
men vervaardigd en heeft daardoor een lange
levensduur. De pomp bevat echter onderdelen die
kunnen verslijten, zoals een membraan, klepzittin-
gen en klepkogels.
Om een lange levensduur en een minimaal storings-
risico te kunnen waarborgen dient regelmatig een
visuele controle te worden uitgevoerd.
Het is mogelijk pompkoppen, kleppen en membra-
nen te bestellen, uitgevoerd in materialen die
geschikt zijn voor de specifieke te verpompen vloei-
stof. Zie hiervoor de artikelnummers aan het eind
van deze instructies.
T
M
01 84
20 509
9
Lekindicatie/aftap