6.4 Pompcapaciteit
Afbeelding Pompinstelling in relatie tot pompcapaciteit laat door
middel van curven de relatie zien tussen pompinstelling en
pompcapaciteit.
III
II
I
H
Q
TM068818
Pompinstelling in relatie tot pompcapaciteit
Instelling Pompcurve
Functie
I
Constante curve of constant
toerental I
De pomp draait op een constant toerental en daardoor op een constante curve.
Bij toerental I is de pomp ingesteld om onder alle omstandigheden op de minimale curve te wer-
ken.
II
Constante curve of constant
toerental II
De pomp draait op een constant toerental en daardoor op een constante curve.
Bij toerental II is de pomp ingesteld om onder alle omstandigheden op de tussenliggende curve
te werken.
III
Constante curve of constant
toerental III
De pomp draait op een constant toerental en daardoor op een constante curve.
Bij toerental III is de pomp ingesteld om onder alle omstandigheden op de maximale curve te
werken. Snelle ontluchting van de pomp kan tot stand worden gebracht door de pomp korte tijd
op toerental III in te stellen.
Radiatorverwarmingsmodus
(proportionele drukcurve)
Het werkpunt van de pomp zal naar boven of beneden verschuiven op een proportionele druk-
curve naar gelang de warmtevraag in het systeem.
De opvoerhoogte (druk) daalt bij een dalende warmtevraag en stijgt bij een stijgende warmte-
vraag.
Vloerverwarmingsmodus (con-
stante drukcurve)
Het werkpunt van de pomp zal naar buiten of binnen verschuiven op een constante drukcurve
naar gelang de warmtevraag in het systeem.
De opvoerhoogte (druk) wordt constant gehouden, onafhankelijk van de warmtevraag.
358
Nederlands (NL)