130
Vellen
Maak een terugtrekpad (C) vrij voor u begint
te vellen. Het terugtrekpad moet diagonaal
naar achter lopen naar het verste punt van
de verwachte vallijn (A) zoals afgebeeld.
Controleer voor u begint te vellen de
natuurlijke helling van de boom, de locatie
van grote takken en de windrichting om te
beoordelen in welke richting de boom valt.
Verwijder aarde, stenen, losse schors,
spijkers, klemmen en draden rond de
boomstronk waar er geveld wordt.
De onderste inkeping zagen
Zaag de inkeping (D) 1/3 in de boom,
loodrecht aan de valrichting (A) zoals
afgebeeld. Zaag eerst de onderste
horizontale inkeping. Hierdoor wordt
verzekerd dat de zaagketting of het blad niet
blijven steken als de tweede inkeping wordt
gezaagd.
Velsnede
Maak de velsnede (E) ten minste 5 cm boven
de horizontale inkeping. Houd de velsnede
horizontaal aan de horizontale inkeping.
Maak de velsnede zo dat de stronk die
overblijft groot genoeg is om te dienen als
hefboom.
Het scharnier (F) voorkomt dat de boom
draait en in de verkeer richting valt. Zaag
daarom niet door het scharnier.
Als de velsnede dicht bij het scharnier komt,
zal de boom vallen.
A. Valrichting
B. Risicogebied
C. Terugtrekpad
A. Valrichting
D. Insnijding
E. Velsnede
F. Scharnier