69
Bedieningselementen
Inschakelen van het apparaat
Het apparaat met de insteltoets 2 inschakelen, de
toets brandt. Er is een alarmsignaal te horen
de indicatie „alarm” 5 brandt. Druk de alarmtoets 4 in.
Het alarmsignaal wordt uitgeschakeld. Zodra het
apparaat de ingestelde temperatuur heeft bereikt,
gaat het alarmindicatie 5 uit.
Wij adviseren een gemiddelde instelling.
Aanwijzingen bij het gebruik
▯
De voorzijde van het apparaat achter de deur
wordt gedeeltelijk licht verwarmd waardoor de
vorming van condenswater in de buurt van de
deurafdichting wordt voorkomen.
▯
Wanneer de deur van de diepvriesruimte na het
sluiten niet direct weer geopend kan worden,
dient u even te wachten tot de onderdruk is
verdwenen.
▯
Door het koelsysteem kan zich op de
vriesroosters op sommige plaatsen al snel een
laagje rijp afzetten. Dit heeft geen invloed op het
functioneren van het apparaat of op het
stroomverbruik. Ontdooien is pas nodig als zich
op het hele oppervlak van het vriesrooster een
laag rijp of ijs met een dikte van meer dan 5 mm
heeft gevormd.
1
Temperatuurregelaar
Dient voor het instellen van de temperatuur van
de diepvriesruimte.
2
Toets Aan/Uit
Om het hele apparaat in en uit te schakelen.
3
Snel-toets diepvriesruimte
Om het snelvriessysteem in en uit te schakelen.
4
Alarmtoets
Om het alarmsignaal uit te schakelen (zie
hoofdstuk „Alarm function”).
5
Indicatie alarm
Brandt als het in de diepvriesruimte te warm is.
De indicatie gaat uit wanneer de diepvriesruimte
de ingestelde temperatuur heeft bereikt.