NL 08
Zwenkmodus
Gebruik de zwenkmodus om de kamer gelijkmatiger op te warmen. Draai de aan/uit- /
modusknop
5
naar de Zwenkmodus.
Het apparaat begint de warme luchtstroom horizontaal te blazen, door op de voet
4
naar
links/rechts te draaien. Wanneer u gebruik maakt van de zwenkmodus, werkt het apparaat
in de hoge verwarmingsstand.
Met de regelbare thermostaatknop
6
kunt u de temperatuur instellen. Wanneer de met de
thermostaat ingestelde temperatuur is bereikt, stopt de verwarming, de ventilator en het
zwenken. Zodra de met de thermostaat ingestelde temperatuur lager is dan ingesteld, gaat
het apparaat weer verwarmen, ventileren en zwenken.
Thermostaat
Met de regelbare thermostaatknop
6
kunt u de temperatuur instellen.
Verhoog de temperatuurinstelling van de thermostaat door de regelbare thermostaatknop
6
rechtsom te draaien.
Verlaag de temperatuurinstelling van de thermostaat door de regelbare thermostaatknop
6
linksom te draaien.
Wanneer de met de thermostaat ingestelde temperatuur is bereikt, stopt de verwarming, de
ventilator en het zwenken.
Zodra de met de thermostaat ingestelde temperatuur lager is dan ingesteld, gaat het
apparaat weer verwarmen, ventileren en zwenken.
Kantelbeveiliging
Het apparaat is uitgerust met een kantelbeveiliging
7
die het apparaat uitschakelt als
het onverhoopt mocht omvallen of als het apparaat wordt opgetild. Wanneer het apparaat
wordt opgetild of is omgevallen, stopt het apparaat met werken.
• Voordat u het apparaat optilt of verplaatst, of als het is omgevallen, draait u de aan/uit- /
modusknop
5
naar de stand ‘0’, haalt u de stekker van het apparaat uit het stopcontact en
laat u het apparaat volledig afkoelen (ca. 30 minuten).
• Controleer het apparaat op beschadigingen. Mocht het apparaat beschadigd zijn of niet
normaal functioneren, gebruik het dan niet meer.
4) REINIGING EN ONDERHOUD
• Reinig het apparaat regelmatig.
• Zet de aan/uit- / modusknop op ‘0’, haal de stekker uit het stopcontact en laat het
apparaat volledig afkoelen (ca. 30 minuten).
• Dompel het apparaat nooit onder in water of een andere vloeistof.
• Reinig het stroomsnoer en het apparaat met een vochtige doek.
• Controleer de luchtinlaat en -uitlaat van het apparaat op stof en vuil. Verwijder stof en vuil
voorzichtig met een stofzuiger van de luchtinlaat en -uitlaat (open rooster).
• Gebruik nooit agressieve of schurende schoonmaakmiddelen, een schuurspons of
staalwol. Dit kan het apparaat beschadigen en het oppervlak van het apparaat krassen en
beschadigen.
• Droog het stroomsnoer en het apparaat goed af.
• Berg het apparaat op een droge plaats op.