5
6
Bedieningspaneel
Aan/uit- / modusknop
5
0 = UIT
= Ventilatorstand
I = Lage verwarmingsstand
II = Hoge verwarmingsstand
= Zwenkstand
Regelbare thermostaatknop
6
- = temperatuur verlagen
+ = temperatuur verhogen
Modi
AAN/UIT-knop
• Controleer of de stekker in het stopcontact zit.
• Zet het apparaat aan door de aan/uit- / modusknop
5
rechtsom te draaien naar de stand
ventilator, I, II, of zwenken.
• Om het apparaat uit te schakelen, draait u de aan/uit- / modusknop
5
linksom naar de
stand 'O'.
• Trek vervolgens de stekker uit het stopcontact.
Ventilatorstand
Draai de aan/uit- / modusknop
5
naar de ventilatorstand.
U kunt uw kamer ventileren. In deze stand wordt de lucht gecirculeerd, waardoor er
een 'licht briesje' ontstaat. De kamer wordt echter niet verwarmd. Met de regelbare
thermostaatknop
6
kunt u de temperatuur instellen.
Lage verwarmingsstand
Om de kamer langzaam op te warmen, draait u de aan/uit- / modusknop
5
naar de lage
verwarmingsstand ‘I’.
Het apparaat zal de kamer verwarmen op de lage verwarmingsstand en zal warme lucht
circuleren.
Met de regelbare thermostaatknop
6
kunt u de temperatuur instellen. Wanneer de met de
thermostaat ingestelde temperatuur is bereikt, stopt de verwarming en de ventilator. Zodra
de met de thermostaat ingestelde temperatuur lager is dan ingesteld, gaat het apparaat
weer verwarmen en start de ventilator weer.
Hoge verwarmingsstand
Om de kamer snel op te warmen, draait u de aan/uit- / modusknop
5
naar de hoge
verwarmingsstand ‘II’.
Het apparaat zal de kamer verwarmen op de hoge verwarmingsstand en zal warme lucht
circuleren. In de hoge verwarmingsstand zal de kamertemperatuur sneller stijgen.
Met de regelbare thermostaatknop
6
kunt u de temperatuur instellen. Wanneer de met de
thermostaat ingestelde temperatuur is bereikt, stopt de verwarming en de ventilator. Zodra
de met de thermostaat ingestelde temperatuur lager is dan ingesteld, gaat het apparaat
weer verwarmen en start de ventilator weer.
NL 07