88
nEDERLanDs
Optionele accessoires
WAARSCHUWING:
Omdat accessoires, anders dan die
worden aangeboden door
D
e
WALT
, niet in combinatie
met dit product werden getest, kan het gebruik van
dergelijke accessoires in combinatie met dit product
gevaarlijk zijn. Om het risico op letsel te beperken, dienen
uitsluitend door
D
e
WALT
aanbevolen accessoires in
combinatie met dit product gebruikt te worden.
Vraag uw dealer om nadere informatie over de
juiste accessoires.
D
Reiniging
WAARSCHUWING:
Blaas vuil en stof uit de
hoofdbehuizing met droge lucht, zo vaak u ziet dat
vuil zich in en rond de luchtopeningen ophoopt. Draag
goedgekeurde oogbescherming en een goedgekeurd
stofmasker als u deze procedure uitvoert.
WAARSCHUWING:
Gebruik nooit oplosmiddelen of
andere bijtende chemicaliën voor het reinigen van
niet-metalen onderdelen van het gereedschap. Deze
chemicaliën kunnen het materiaal dat in deze onderdelen
is gebruikt verzwakken. Gebruik een doek die uitsluitend
met water en milde zeep is bevochtigd. Zorg dat er nooit
enige vloeistof in het gereedschap komt; dompel nooit
enig onderdeel van het gereedschap in een vloeistof.
C
Smering
Uw elektrische gereedschap heeft geen aanvullende
smering nodig.
ONDERHOUD
Uw gereedschap op stroom is ontworpen om gedurende
een lange tijdsperiode te functioneren met een minimum
aan onderhoud. Het continu naar bevrediging functioneren
hangt af van de juiste zorg voor het gereedschap en
regelmatig schoonmaken.
WAARSCHUWING: Om het gevaar op ernstig
persoonlijk letsel te verminderen, zet u het
gereedschap uit en ontkoppelt u de accu, voordat
u enige aanpassing maakt of hulpstukken of
accessoires verwijdert/installeert.
Het onbedoeld
opstarten kan letsel veroorzaken.
Aan de lader en de accu kan geen onderhoud worden verricht.
7. U kunt het doorbreken van het materiaal en het
vastlopen tot een minimum beperken door de druk op de
boormachine te verminderen en het boortje geleidelijk door
het laatste gedeelte van het boorgat te leiden.
8. Laat de motor draaien terwijl u het bitje terugtrekt uit het
geboorde gat. Zo kunt u het vastlopen voorkomen.
9. Voor boormachines met een variabele snelheid hebt u
geen centerpons nodig om een beginpunt van het boorgat
te maken. Begin met een langzame snelheid te boren en
versnel door de schakelaar harder in te drukken wanneer het
gat zo diep is dat het boortje er niet meer uit kan springen.
Gebruik als hamerboormachine (Afb. A, D)
alleen voor DCD805
1. Draai de kraag
3
naar het symbool van de hamerboor.
2. Selecteer de hoge snelheid instelling door de
snelheidsinstelling
4
terug te schuiven (weg van
de boorkop).
BELanGRIJk:
Gebruik alleen hardmetalen boren
of steenboren.
3. Oefen bij het boren precies zo veel kracht uit op de
hamerboor dat de machine niet al te veel stuitert of
het boortje wegloopt. Te veel kracht leidt tot lagere
boorsnelheden, oververhitting en een lager rendement van
de boor.
4. Boor rechtuit, houd het boortje in een rechte hoek op het
werkstuk. Oefen geen zijwaartse druk op het boortje uit
wanneer u boort, omdat hierdoor de groef van het boortje
volloopt en de boor minder snel loopt.
5. Wanneer bij boren van diepe gaten de boorsnelheid
terugloopt, trek dan het boortje gedeeltelijk uit het gat,
terwijl het gereedschap loopt, zodat het materiaal uit het
boorgat komt.
OPMERkInG:
Een gelijkmatige, constante stroom van de
stof afkomstig uit het boorgat wijst erop dat u de juiste
boorsnelheid gebruikt.
Gebruik als schroevendraaier (Afb. A, D)
1. Draai de kraag voor het aanhaalmoment
3
in de
gewenste stand.
2. Selecteer het gewenste bereik voor de snelheid/het
aanhaalmoment met de snelheidsinstelling
4
zodat het
overeenkomt met de snelheid en het aanhaalmoment voor
de geplande werkzaamheden.
OPMERkInG:
Gebruik de laagste instelling van het
aanhaalmoment die nodig is om de schroef tot de gewenste
diepte in te draaien. Hoe lager het nummer, hoe lager
het aanhaalmoment.
3. Zet het gewenste accessoire voor het aanschroeven in de
boorkop, zoals u dat zou doen met een boortje.
4. Probeer in een stuk afvalhout of op een onzichtbare plek of
u de kraag van de boorhouder in de juiste stand hebt gezet.
5. Begin altijd met een lagere instelling voor de torsie, en ga
vervolgens door naar hoger instellingen voor de torsie, om
te voorkomen dat het werkstuk of bevestigingsmateriaal
wordt beschadigd.