72
NL
2. Duw de hefboom (18) weer naar
binnen.
De correcte snoeihoogte bedraagt bij een
siergazon ongeveer 30 - 45 mm, bij een
nuttig gazon ongeveer 40 - 65 mm.
Om voor de eerste keer in het sei
-
zoen te snoeien, dient een hoge
snoeihoogte gekozen te worden.
Reiniging en onderhoud
Laat reparatiewerkzaamheden
en onderhoudswerkzaamheden,
die niet in deze handleiding
beschreven zijn, op een service
-
werkplaats doorvoeren. Maak
uitsluitend gebruik van originele
wisselstukken. Er bestaat ge
-
vaar voor ongevallen!
Voer onderhouds- en reinigings-
werkzaamheden in principe
bij een uitgeschakelde motor
en een afgetrokken bougiedop
door. Er bestaat gevaar voor
verwondingen!
Laat het apparaat vóór alle on
-
derhouds- en reinigingswerk
-
zaamheden afkoelen. Elementen
van de motor zijn heet. Er be
-
staat gevaar voor brandwonden!
Draag bij de omgang met het mes
handschoenen.
Reiniging en algemene
onderhoudswerkzaamheden
Voor reinigings- en onderhouds-
werken aan de onderkant van het
apparaat kantelt u het apparaat
naar achteren, zodat de bougie
naar boven steekt.
Zorg ervoor dat een tweede per
-
soon het apparaat vasthoudt, om
-
dat het risico bestaat dat het terug
kantelt.
Kantel het apparaat niet opzij of
voorwaarts. Bedrijfsvloeistoffen
kunnen uitlopen en de motor kan
beschadigd worden..
• Houd het apparaat steeds netjes.
Gebruik om te reinigen een borstel of
een doek, maar geen bijtende reini
-
gings- of oplosmiddelen.
Gebruik om te reinigen van de motor
geen water, het zou de brandstofin
-
stallatie kunnen verontreinigen.
• De blade-behuizing schoon te maken
kan op de top van huisvesting (
16)
een worden verbonden met slang
(zie fig.
27).
• Verwijder na het maaien vastklevende
plantenresten met een stuk hout of
plastic. Reinig in het bijzonder de
ventilatieopeningen (
7),de uitwerp
-
opening en het bereik van de messen
(zie ook „Mes reinigen“).Gebruik geen
harde of puntige voorwerpen, u zou
het apparaat kunnen beschadigen.
• Smeer de wielen van tijd tot tijd met
olie in.
• Controleer de grasmaaier telkens vóór
gebruik op zichtbare gebreken zoals
losse, versleten of beschadigde on-
derdelen. Ga de vaste zitting van alle
moeren, bouten en schroeven na.
• Controleer afdekkingen en bescher
-
mingsinrichtingen (
2, 7, 13, 21) op
beschadigingen en correcte zitting.
Wissel deze eventueel uit.