6
Wachtstand
De LED bij de toets brandt en eventueel één van de LED’s van de tapcomfort
functie. Het toestel is gereed voor het beantwoorden van een vraag naar CV- of
tapwater.
0
Nadraaien CV
Na het einde van CV-bedrijf blijft de pomp nog een bepaalde tijd werken. De nadraaitijd staat
van fabriekswege ingesteld op de waarde volgens § 7.2. Deze instelling kan gewijzigd
worden. Bovendien gaat de pomp automatisch 1 keer per 24 uur gedurende 10 seconden
draaien om vastzitten te voorkomen. Deze automatische inschakeling van de pomp vindt
plaats op het tijdstip van de laatste warmtevraag. Om het tijdstip te wijzigen dient op het
gewenste tijdstip de kamerthermostaat even omhoog gezet te worden.
1
Gewenste temperatuur bereikt
De branderautomaat kan de warmtevraag tijdelijk blokkeren. De brander wordt dan
gestopt. De blokkering vindt plaats omdat de gevraagde temperatuur is bereikt. Als de
temperatuur voldoende is gezakt wordt de blokkering opgeheven.
2
Zelftest
Eenmaal per 24 uur wordt door de branderautomaat de aangesloten sensoren
gecontroleerd. Tijdens de controle voert de automaat geen andere taken uit.
3
Ventileren
Bij het starten van het toestel wordt allereerst de ventilator naar het starttoerental
gebracht. Als het starttoerental is bereikt wordt de brander ontstoken. Code
3
is
eveneens zichtbaar als er na het stoppen van de brander wordt nageventileerd.
4
Ontsteken
Als de ventilator het starttoerental heeft bereikt vindt de ontsteking van de brander
middels elektrische vonken plaats. Tijdens het ontsteken is code
4
zichtbaar. Indien
de brander niet ontsteekt dan vindt na ongeveer 15 seconden een nieuwe
ontsteekpoging plaats. Als na 4 ontsteekpogingen de brander nog niet brandt dan valt
de automaat in storing.
5
CV-bedrijf
Op de automaat kan een aan/uit thermostaat, een OpenTherm thermostaat, een
buitenvoeler of een combinatie met de laatste aangesloten worden (zie § 10.3)
Bij een warmtevraag afkomstig van een thermostaat volgt na het aanlopen van de
ventilator (code
3
) het ontsteken (code
4
) en de CV-bedrijfstoestand
(code
5
).
Tijdens CV-bedrijf wordt het toerental van de ventilator en daarmee het vermogen van
het toestel aangepast zodanig dat de temperatuur van het CV-water naar de gewenste
CV-aanvoertemperatuur toe geregeld wordt. Wanneer een aan/uit thermostaat is
aangesloten, is dit de op het display ingestelde CV-aanvoertemperatuur. In het geval
van een OpenTherm thermostaat wordt de gewenste CV-aanvoertemperatuur door de
thermostaat bepaald. Bij een buitenvoeler wordt de gewenste CV-aanvoertemperatuur
bepaald door de in de branderautomaat geprogrammeerde stooklijn. Voor de laatste
twee situaties geldt echter als maximum de op het display ingestelde temperatuur.
Tijdens CV-bedrijf wordt de gevraagde CV-aanvoertemperatuur op het
bedieningspaneel weergegeven.
De CV-aanvoertemperatuur kan ingesteld worden tussen 30 en 90°C (zie § 7.1). Let
op: voor een laagtemperatuursysteem kan een lagere maximale instelling vereist zijn
dan de standaardinstelling van 80°C.
Door de servicetoets in te drukken tijdens CV-bedrijf kan de werkelijke CV-
aanvoertemperatuur afgelezen worden.
Als de tapcomfortfunctie is ingeschakeld (zie code
7
), dan wordt een OpenTherm
warmtevraag van minder dan 40 graden genegeerd.
Summary of Contents for Rotex GW-30 H12
Page 1: ...ROTEX 4P381271 88527701 02 2016 4P381271 88527701 02 2016...
Page 29: ...30...
Page 80: ...30...
Page 132: ...31...
Page 184: ...31...
Page 236: ...31...
Page 287: ...ROTEX Heating Systems GmbH 30...
Page 339: ...30...
Page 392: ...31...